Midden en Noord-Tunesië kouwelijk op de fiets (3).


Idh-al-Kebir.

Op de glanzend schone, blauw betegelde binnenplaats van ons hotelletje staat een schaap aan een touw, een bakje sla voor zijn neus.
"Bèh-bèh", blaat het als we onze fietsen langs hem schuiven naar ons kamertje. We moeten onze neiging bedwingen om hem te aaien.
's Ochtends was er een hele grote schapenmarkt in Ouled Hafouz, de rest van de dag reden auto's afgeladen met schapen ons voorbij en de betekenis is ons nu duidelijk: Morgen is Idh-al-Kebir, het grote offerfeest. Iedereen die het zich kan veroorloven slacht dan een schaap, arme mensen kunnen op de deur kloppen en krijgen dan vlees. Het schaap in de gang is dus aan zijn galgenmaal bezig.
Als we de volgende ochtend terugkomen van ons bezoek aan de Romeinse ruïnestad Sbeitla is het schaap weg. In de straten buiten hadden we al bloed door de goten zien vloeien.....
Het stadje is totaal uitgestorven, iedereen zit aan het feestmaal of is bezig met de bereiding ervan. Alle winkels, café's en restaurants zijn gesloten. Er valt de rest van de dag niets te beleven, dus ondanks de de nog heviger lijkende storm, die af en toe verstikkende zandwolken aanvoert, besluiten we toch maar verder te fietsen naar Kasserini.
De tellers staan op 3 à 4 km en meerdere malen duiken we achter een muurtje om adem te scheppen en bij te komen, en kosten de 45 km ons de hele middag.

Een stormachtige (alleen fysiek) fietstocht en water aan de kook brengen ging alleen maar in de luwte van een droge wadi-wand.

Als compensatie voor het feit, dat de beloofde verwarming en warm water in dit ijskoude hotel niet functioneren- Kasserini ligt op 600 m- brengt de hotelier een tv-tje op onze kamer. Op het nieuws zien we tot onze verbazing dat het sneeuwt in de bergen die morgen voor ons liggen. Het hotel is kampioen in fata morgana's; ook het beloofde ontbijt is er 's morgens niet. Met weinig in de maag beginnen we te klimmen door een dor en kaal landschap met 's lands hoogste berg vlak naast ons. Maar de zon en de kristalheldere lucht maken de uitzichten schitterend, tientallen kilometers ver kun je kijken. Door de nog steeds stormachtige wind zien we af van een kleinere weg door de bergen, maar kunnen deze wel zien lopen in de verte, een gevoel gevend dat je er toch geweest bent.
Als we op 1000 m uitkomen ligt er ondanks de toch al zeer warme zon nog her en der enkele plekjes sneeuw.
Net als bij ons op tweede kerstdag gaan mensen in hun mooiste kleren bij elkaar op bezoek. Er worden hartelijke begroetingen uitgewisseld, ook mannen en vrouwen begroeten elkaar met een zoen. Een paar kleine jochies, die nu natuurlijk niet naar school hoeven, rennen in een plaatsje achter ons aan. Mannen gebieden ze om ermee op te houden, een auto stopt ze even later. "Mullah, mullah" horen we hen roepen en dan verdwijnen ze haastig in een zijstraatje. Ze waren helemaal niet lastig, toch worden ze hier tot de orde geroepen.

Witte steden en moskeeën.

In El Kef, een mooi witte stad, gelegen tegen een helling op, met op de top een oud lemen fort erover wakend, nemen we een dag rust. Wandelend door de nauwe straatjes van het oudste en hoogst gelegen stadsdeel, komen we bij een klein moskeetje met grappig geribbelde koepels. Het is gesloten, maar als we eromheen lopen, ontmoeten we een vrouw, die vraagt of we de moskee willen zien.
"Ik maak hier elke dag schoon" babbelt ze, terwijl ze open maakt. Op de binnenplaats doen we onze schoenen uit en lopen de gebedshal binnen. Bedrijvig begint ze tapijten recht te leggen, kussens te schikken en vertelt: "Daar boven staat de naam van Mohammed" en wijst op het filigraine steensnijwerk waarmee de hele koepel van binnen bedekt is. In de hal erachter staan drie graftombes. Dit is mijn grootvader, wijst ze en strikt de linten aan het kleed weer netjes. Hier ligt de heilige Bou Makhrouf, een wijze man en, fluistert ze tegen mij, leg maar een muntje op zijn graf, dat brengt geluk.
Terwijl we rondkijken vertel ik haar dat we in Marokko niet in de moskee's mochten komen. "Wat een onzin" moppert ze, "we bidden toch allemaal tot dezelfde God. Met een zoen nemen we afscheid.