Midden en Noord-Tunesië kouwelijk op de fiets (2).

Oude olijfboom: olijfolie heeft Tunesië al voor de Romeinse tijd welvaart en rijkdom gebracht.


Een stormachtig begin.

Vanuit het koude Europa, met natte regenstormen, landen we op een vroege februari-ochtend in Monastir, een van de badplaatsen van Tunesië.
"Is het hier altijd zo koud?" vragen we de vliegveldbewaker, die, zelf uit de wind staand, ons oppakken van de fietsen bekijkt.
"Alleen vandaag" antwoordt hij en kan een klappertanden nauwelijks bedwingen. Truien en jassen kunnen we dus gevoeglijk aanlaten en zo beginnen we aan een stormachtige kennismaking met een voor ons nieuw land.
Onze brander, die slecht functioneert op de locale benzine, hoeven we in deze storm niet te proberen aan te steken, we zijn voor de pauzes aangewezen op de café's. Het kost mij even weer wat zelfoverwinning om zo'n tent vol lummelende mannen en jongens binnen te stappen, maar dat valt mee, ze kijken wel even, maar gaan daarna weer gewoon hun gang (kaarten).

De kou brengt wel meer couleur locale in de koffiehuizen, gehuld in een bruine pij met puntmuts geven de mannen het toch wel moderne Tunesië een authentiek aspect.
Hoewel de koffie en de melk met stoom doorgeblazen wordt, slagen ze er toch in om deze lauw te serveren, terwijl een mens nu snakt naar hete koffie. Hier dus niet. Eten is er ook niet in de café's, daarvoor zijn er restaurants of "fast foods", die hoef je in de dorpen echter niet te zoeken. Boodschappen doen dus als de honger toeslaat.

Vrije vrouwen en leuke kinderen.

Tweede verrassing, het kleine, nette winkeltje heeft een vrouwelijke winkelier, nog net met hoofdoekje, maar verder modern gekleed. Verlegen beduidt ze me dat ze geen Frans verstaat en roept haar dochter. Die is wat Engels machtig, een modern meisje en dat blijkt standaard ook op het platteland. Een enkele dorpsvrouw draagt een soort wit kleed over hoofd en schouder, maar allemaal groeten ze vriendelijk en als Henny ze de weg vraagt geven ze zonder enige schroom antwoord.

Onderweg: het was best fris 's morgens en dus ging de winkelier maar tegenover zijn winkeltje in de zon zitten thee drinken.


We zwoegen in trui en jas op bijna het allerkleinste verzet verder, tegen de storm in. Om ons heen alleen een kale vlakte, geen sprietje groeit hier, alleen af en toe een cactus haag. Zijn de velden, die wel geploegd zijn, nog niet opgekomen wegens de kou of is de winterregen uitgebleven? We hadden het hier in het vroege voorjaar toch echt veel groener verwacht.
Sahel heet deze streek en is ook precies wat je je daar bij voorstelt. Maar waar moeten we in deze loeiende wind nu onze boterhammen smeren? In zulk soort landschap kropen we meestal voor de hitte in een duiker onder de weg, maar nu giert hier daar ook de wind doorheen. Dan vinden we een muurtje waar we een beetje beschut achter kunnen zitten. We maken zelf onze "casse-croute": een in de lengte doorgesneden stokbrood met daarop tomaat of smeerkaas. Een paar kindertjes, op weg naar school, blijven verbaasd staan.
"Bonjour monsieur, bonjour madame" zeggen ze vrolijk. "Tara, tara" roepen ze enthousiast naar hun kameraadjes, hier is wat te zien! Al gauw staat een grote kring om ons heen. Waar we vandaan komen, vragen ze voorzichtig in het Frans, dat ze nog steeds wel op school leren. En als wij weer op de fiets stappen, wensen ze ons "bonnes vacances". Verbaasd rijden we verder, wat een beleefde kinderen. In Marokko had zo'n tafereel ons een eindeloos gezeur om pennen, snoep en geld opgeleverd, plus nog wat stenen achterna.
Weer scoort Tunesië een punt.