Zuid-Amerika (4).
Bolivia: Op een beetje kruispunt zaten de Quechua vrouwen broodjes en soep te verkopen.
's
Avonds kwam hij eieren en melk brengen en met een thermosfles heet water onder de arm, maté-potje in de hand, vroeg hij eindeloos veel over Nederland.
"Weet je", zei hij, "tot voor kort was een baard en lang haar verboden in ons land."
Daarom versleet men ons misschien voor fietsende guerillos: "Che Quevara op de fiets."
I
n de verte zagen we het volgend dorp al liggen: 'n groene vlek aan het einde van een kaarsrechte weg door de Argentijnse pampa's. Boven ons hing een dreigende donkere lucht. Zouden we het dorp voor de bui halen? In een flink tempo stoven we -wind in de rug en asfalt - over de weg, ik vlak achter Henny, te dicht bij. Opeens een enorme klap en mijn fiets liep vast. Ik was in een knipgat gereden en mijn achterwiel zag eruit als een hart, spaken bengelden los en krom; van draaien was geen sprake meer. 't Vorige dorp was 't kortste bij, terug dus, maar hoe? Alle bagage op Henny's fiets geladen, die ik leiden moest en hij nam mijn fiets op z'n nek. Een treurige wandeling van enkele kilometers en we kwamen in een pampa-gat aan. De garagehouder verwees ons naar de fietsemaker. Zo, zo die was er dus wel. In een grauw, lemen hoekhuis met bestofte winkelruit, waarachter je iets dat op fietsen leek, kon ontwaren, was hij gevestigd.
De fietsemaker zag de puinhoop aan, krabde op zijn al kalend hoofd en zei: "Nee, dat is niet meer te repareren" maar, - en ik kon mijn oren niet geloven - "ik heb nog wel een oude velg die past." We sleepten onze spullen de werkplaats in en hij begon het kapotte wiel uit te spaken.
Inderdaad de roestige velg was 28", wat een wonder.
De hele middag werd er stug door gewerkt, Henny leerde en passant een wiel te rijgen, 't voorwiel, ook gedeukt, werd recht gebogen. De avond viel en er werd, tussen alle roestige onderdelen, een hoekje schoon geveegd waar wij konden slapen. Voor het eten werden wij gastvrij uitgenodigd: stapels vlees, het basisvoedsel van Argentinië, met sla. 's Morgens werd ik wakker van een bekend geluid: tik, tik, tik, rrrrrrt, tik, tik, tik, Antonio zat het wiel te richten.
Voor de morgenkoffie was het klaar. In al hun armoede - ik liep in mijn laatste broek, schreef hij later - wilde hij geen cent van ons aannemen. "Los ciclistas holandesos" waren een groot genoegen voor hem geweest.
Peru: Terwijl Henny de voorvork moest lassen in een ander dorp, wachtte ik hier in de school.
Is Nederland helemaal vlak? vroegen de Argentijnen en schudden ongelovig het hoofd. Meer dan duizend kilometer kaarsrechte wegen door volkomen vlakke weilanden, dat waren de pampa's van Argentinië zelf. Wat hacienda's, dorpjes en stationnetjes, meer was er onderweg niet te zien. Koeien, ja koeien genoeg. Voor ons dreven enkele gaucho's te paard een grote kudde koeien naar een andere wei, ze liepen keurig in de berm. Eén van de gaucho's ontwaart ons fietsers achter zich, grijnst en drijft zijn veestapel dwars over de weg. Inwendig lachend fietsen we door, op de kudde in. In paniek springen de achterste al aan de kant en in een mum is de hele kudde van hot naar haar aan 't hollen, overal waar we al voorbij zijn. Achterom kijkend zien we de verblufte gaucho, die zijn koeien weer bij elkaar probeert te drijven. Wist hij veel hoeveel kuddes geiten, koeien, zelfs kamelen wij al doorfietst hadden!
Sube mucho" zeiden de mensen en keken bedenkelijk. We zagen de Andes aan de horizon optorenen, ijselijk hoog leek het inderdaad. Maar elke dag een duizend meters en je bent er zo. De eerste nacht was het al aanmerkelijk koeler, de tweede lekker fris, de derde koud, we kropen al in onze slaapzak en na de vierde nacht konden we 's morgens de tent niet oprollen, stijf bevroren als hij was. Vegetatie hadden we allang beneden ons gelaten, stenig en volledig kaal waren de bergen. De prachtige kleurschakering in de naakte rotsen, grillig, zigzaggend in allerlei toonzettingen, vormde een bovenaards dekor.
Op de wegen, uiteraard onverhard, wervelde het zeldzame verkeer enorme stofwolken op, die ons behoorlijk in ademnood brachten. De buitengewoon droge lucht deed pijn aan de neus. We hijgden wat meer, maar hadden verder geen last van de hoogte.