Zuid-Amerika (3).
Ecuador: een luxe hotelkamer, eigen wc en douche, fietstassen op de gaten in de vloer zetten om ratten buiten te houden.
V
er kwamen we echter niet, binnen een uur zaten we vast door de regen en schoten een open schuur bij een oude hacienda in. We zaten al een tijdje naar het grijze gordijn te staren, toen we gezelschap kregen van enkele gauchos blijkbaar werkzaam hier. Ze zagen onze natte bullen en begonnen een vuur aan te leggen, al gauw zaten we samen rondom de handen te warmen en ging het potje met maté rond. Groenige blaadjes, waarop telkens kokend water gegoten werd, het aftreksel zogen we om de beurt op uit een zilveren rietje met een thee-ei-achtig uitstulpsel onderaan. Aan de hekken voor het vee hing ik onze natte was te drogen en begon sokken te stoppen. Uren verstreken, het goot nog steeds en de avond viel. Ze wezen ons een dicht schuurtje, ruimden het op en legden een vuur aan. Met tranende ogen van de rook, kookten we ons eten en rolden de slaapzak uit. De volgende morgen: weer grijs; pas 's middags klaarde het op. De wegen modderig natuurlijk, nooit haalden we de volgende plaats met ons restje voorraad, dus terug naar de grens. De bank, nu wel open, wisselde niet. "Ga maar naar Brazilië", zeiden ze. Wij de brug weer over, de douane vond dit normaal en we gingen de bank binnen. "Nee", hoorden we, "we wisselen niet." Je moet er ook maar iets van snappen. Terug naar Uruguay. Wat nu? In ons hotel verwezen ze ons naar een wisselaar in Brazilië, weer de brug over, baar dollars voor cruzeiros gewisseld, het hotel weer in en nu kregen we er Uruguayse pesos voor. Hè, hè, we konden weer eten kopen. Wat nu?, niets in de winkels in Uruguay? "Tjam ,escasa" - schaars - zeiden ze, "Ga maar naar Brazilië", weer de brug over, brood en meel kopen.
Zuidelijk Brazilië was al heel landelijk geworden, maar hier stapten we 50 jaar terug, Mensen in plaggen hutten, gaucho's in wijde poncho's fier te paard, kuddes koeien in oneindig wijde weilanden en zelfs kinderen te paard naar school. Het verkeer bestond alleen uit T-Fordjes die met een snelheid van 40 km/uur langs ons denderden.
Wreed werd de pastorale verstoord. In Treinta-y-Tres, we vroegen de weg naar het postkantoor, drukte opeens een man zijn legitimatiebewijs voor onze neus.
"Geheime politie, meekomen!" Bij het politiebureau moesten we de fietsen afpakken en alle bagage mee naar binnen nemen.
Peru: de indianen in de Andes hadden vaak nog heel eigen klederdrachten.
"Ondervragingen" stond er boven de kamer, vol met bars kijkende mannen zat hij.
"Passen" beval één. We trokken onze kleren los om de geldgordel te pakken. "Nee", weerden ze af, "dat hoeft niet", zeker denkend dat wij ons wilden uitkleden voor een fouillage. De passen inkijkend, herademde de hele club, toch geen guerillos maar gewone toeristen. De bagage, die anderen al aan het doorzoeken waren, konden we weer oppakken en vriendelijk werden we uitgeleide gedaan.
De stad uit reden we langs een kontrolepost. Achter plastic zandzakken zat een politieman, machinegeweer op schoot. "Ho, stop", schreeuwde hij ons toe en weer konden we de hele boel afpakken. Grondige kontrole ditmaal: zelfs de slaapzakken werden helemaal uitgerold.
We hadden een mooi kampeerplekje gevonden bij een klein boerderijtje. Bij de grote hacienda's hoefden we niet te vragen: evenmin als in Brazilië was de grootgrondbezitter er ooit, hij zat in z'n 2e of 3e huis of was onderweg met z'n vliegtuigje; de zetbaas durfde nooit toestemming te geven.
De tent stond en Henny ging water halen. "Volluk" riep hij bij de deur. Langzaam ging deze open, 'n geweerloop werd er door geschoven, een gezicht keek om het hoekje. "Ach u bent dat," zei de boer en verontschuldigend "ja, met die Tupamaros tegenwoordig weet je maar nooit."