Oostelijk en Zuidelijk Afrika (3).

Ethiopië: Karakteristieke houding van de herders - leunend op hun staf - gehuld in versleten doeken, het kleintje met niks aan.

Voor ons doemden reeds de bergen op, het meer dan 2000 m hoge plateau waar we naar toe moesten. Allengs begon de weg te stijgen, werd steeds steniger en steiler, en was door veel riviertjes doorsneden. Half rollend over de losse stenen moesten we omlaag lopen, doorwaden en weer omhoog klauteren.
Bij de rust kookten we ons laatste restje rijst, alleen gedroogde dadels en wat suiker zat nog in de fietstas. De lucht werd al koeler, de natuur uitbundiger: vogels, vlinders en apen in weelderig groen. De pashoogte leek voor ons te liggen. Daar aangekomen draaide de weg naar de andere kant en eindeloos zigzaggend voerde hij verder omhoog. Van uitputting gleed de fiets, die we op steile stukken met losse stenen duwen moesten, vaak uit mijn handen en de kracht om hem op te rapen ontbrak me bijna. Geen eten en brandstof meer, geen dorpjes en geen water, we moesten verder. Tegen donker eindelijk, eindelijk boven. Opeens werden we omringd door jongetjes "Hier is een hotel" wees de een, een ander haalde broodjes voor ons op, een derde rende met ons lege petroleumblikje weg om brandstof te halen.
De schoolmeester kwam ook en bood ons tej aan, een zoete honingwijn en injera, de fietswiel grote, sponzige pannekoek. De hotelierster bracht een flesje water voor ons "bad" en had bedden - met vlooien - in kleine 1 persoons kamertjes.
Zo plat als een pannekoek" beschreef een Franse trekker in Soedan ons de hoogvlakte, die een groot deel van Ethiopië omvat. De bekende onbetrouwbare informatie van gemotoriseerde reizigers, die te snel gaan om de dingen goed op te nemen. Er was geen meter vlak daarboven. Een heel stuk koeler was het wel, een weldaad na Soedans 45 graden.
Voor ons liepen een man en vrouw, zij in de traditionele, wijde, witte jurk met kleurige randen, hij in korte broek en de stok over de schouder, met beide handen aan de uiteinden omvat, zoals alle mannen hier. Plotseling begon de vrouw te gillen, de man hief gelijk zijn stok. Ze keken om en allemaal moesten we lachen. "Tenesteli" riepen we en ze bogen als knipmessen. De schoolmeester had ons wat Amharic geleerd en het leek wel een toverwoord. Niemand rende meer weg, iedereen boog glimlachend.

Ethiopië: Het dorpshoofd bood eerst een hut aan, toen we de tent in hun dorpje wilden opzetten. 's Nachts sliep hij voor de tent om ons tegen bandieten te beschermen!


Gondar, de eerste stad voor ons, kwamen we binnen rijden, terwijl de middelbare school uitging, stromen jongelui op de weg. Bij het postkantoor - waar we post op gingen halen - kwam het plein vol te staan. "Wij hebben nog nooit toeristen op de fiets gezien!" zeiden ze verbaasd.
Overal waar we de volgende dagen door de stad liepen, hoorden we mompelen: "Cycle, cycle, cycle" Alle kinderen wilden ons wel een hand geven. "Die ook" wees een jochie op een 1½ turf hoge in een voddenhempje, die zijn handje al uitstak.
Van heinde en verre stroomde men 's zaterdags naar de markt, te voet allemaal. Veel was er aan voedsel nog niet te krijgen, slechts tomaten, uien, sinaasappels en een kalebas vol honing - met bijen er nog in - konden we inslaan. De galg torende hoog boven het drukke marktgewoel uit, het verbaasde ons niet meer in dit middeleeuwse land.
Dat redden we nooit" zei Henny tegen de politieman die ons uitreisvisum in de passen moest schrijven "in 15 dagen naar de grens op de fiets is onmogelijk". We zagen de 1000 km voor ons zoals we de wegen tot hier in Addis Ababa al leerden kennen: bergachtig, kapotgereden tot mul zand met losse stenen en indien verbeterd dan met zo'n grove, scherpe steenslag, dat binnen drie dagen een nieuwe band al kapot was en Henny er stukken op moest naaien.