Oostelijk en Zuidelijk Afrika (2).

Mozambique: Eigenlijk geen weg meer, dan maar over getreden paden.

H
et leek wel of we in een roversnest terecht gekomen waren! Een grote, zwaar gebouwde man, donker behaard, met een zwarte krulletjesbaard en borstelige wenkbrauwen zat vingerafdruk- ken te nemen. Een pistool zat in de holster aan zijn zij. Haveloze mannen in grondkleu- rige korte broeken vol gaten, een gore doek en een aftands geweer om de schouder, zaten erbij.
De droge rivierbedding, die we net door- gelopen waren, was meer dan een grens: van een hoffelijke, moslim mannen-maat- schappij naar een christelijke; drank en vrouwen waren niet meer verboden en elk lemen hutje leek wel een kroeg met lon- kende vrouwen in de deur.
"Ik ben de schoolmeester", sprak de vermeende roverchef, toen wij al een tijdje op onze passen zaten te wachten. "De captain zit in het kafee te drinken, vroeger was hij hoofd van de smokkelaars", bulderlachte de meester, "maar nu is hij douanechef en is de smokkel legaal!" Uiteindelijk ging iemand dan maar met de passen naar het kafee en kwam met de benodigde handtekening erin terug.

Ethiopië: Steile, stenige paden, dus lopen, en vol doornen, dus veel plakken.


In deze uithoek was de weg niet meer dan een pad, dat ons het verborgen keizerrijk invoerde. Mensen en dieren, alles wat ons pad kruiste, vloog de bosjes in, dodelijk beangst. Op lange, dunne benen, met zweren en lidtekens, in gore verlompte kleren, soms een kudde magere koeien hoedend, gingen de meeste onderdanen van Haile Selassie door het leven in de grootste armoede die we op onze reizen zagen. Na twee dagen was onze voedselvoorraad, uit Soedan nog, uitgeput, nergens onderweg konden we ook maar iets eetbaars kopen, zelf hadden de mensen nauwelijks wat.

Ethiopië: Zand tot poeder gereden, gelukkig te fietsen als water.