Oost-Europa, Nabije-Oosten en Noord-Afrika (3).

We reden de stad Dinizli binnen. De Vredestein fietsbanden, die de tocht Singapure - Nederland nog zo'n kleine 10.000 km. gemiddeld gehaald hadden waren nu, na een dikke duizend al aardig aan het verslijten, in 3 jaar tijd was de kwaliteit tienvoudig achteruitgehold. Midden in de stad het bekende gesis, bonkebonk, lekke band. Niet verder; om de band te sparen en gelijk maar plakken. "Ga jij ondertussen maar vast een hotel zoeken", zei Henny, zette z'n fiets op de kop en begon de band af te nemen. Dat hotel vinden lukte me deze keer vrij snel. Bijna kon ik Henny niet weer vinden, maar een oploop op straat wees de weg. Omringd door publiek zat hij het plakkertje net aan te drukken - op blote voeten. Naast hem zat een grijnzend joch ijverig te poetsen. De stoffige schoenen werden met pasta's en twee schoenborstels gelijk flink bewerkt. "Poetst hij tenminste mijn sokken niet mee" zei Henny en drukte de band op zijn plaats.
Jullie gaan toch zeker niet naar Libanon?" zei een Duitser die we bij de Turks-Syrische grens ontmoetten. "We gaan naar Beiroet" zeiden we "om de boot naar Egypte te nemen" "In Libanon zijn pas bombardementen geweest" wist hij ons te melden. Wij, verstoken van wereldnieuws - Turkse kranten konden wij niet lezen buitenlandse waren er niet - wisten dat niet. Bij de Libanese grens zat 'n dikke douane rustig zijn krantje te lezen. "Hoe is het met de bommen?" vroeg Henny "Bommen? Nou, vandaag niks hoor goede reis", zei hij onverschillig.
Toch, door de oorlog konden we hier niet meer verder fietsen, Libanon, Israel, Egypte was onmogelijk toen. Via Cyprus voeren we van Beiroet naar Alexandrië.

D
at is toch veel te ver en bovendien is het veel te warm", had men op de Egyptische ambassade gezegd op onze vraag of je er mocht fietsen. De douane die rustig onze fietsen zat na te pluizen, zei: "Natuurlijk mag je fietsen in Egypte" In Alexandrië, logerend bij Egyptische kennissen moesten wij ons bij de politie melden. "Nee, je mag niet fietsen", zei deze. "Doe het maar niet", zei onze gastheer voorzichtig. Zonder hem togen we naar een ander bureau, 'n hogere, 3 sterren fuctionaris: "Wat leuk, zeker jullie mogen wel fietsen, maar niet van de weg af, om te slapen toestemming vragen aan de verkeerspolitie".

Egypte: Maisschoven en boerderijtjes in de overbevolkte, vruchtbare Nijldelta.


We zaten besluiteloos op de veranda van onze gastheer dadels te kauwen, zoals altijd was er veel aanloop en druk geklets. De Nederlandse gezelligheid is er niets tegen. "Ach, ga toch gewooon", zei Nabil onze nieuwe Egyptische kennis, net terug uit Oost-Duitsland, waar hij pas was afgestudeerd in chemie, "er staan wel borden langs de weg, dat vreemdelingen niet er af mogen, maar doe maar net of je neus bloedt."
Heel vroeg verlieten we Alexandrië. 't Was mistig in de ochtendschemer zagen we vaag de dadelpalmen boven de mist oprijzen. 'n Kontrolepost. Auto's werden aangehouden, wij fietsers werden doorgewuifd, "Goede reis", riep man vrolijk. Nabil had zijn pappenheimers goed ingeschat.
In een theehuis aan de Nijl dronken we thee, zeilen van langs drijvende dows gaven aan waar het water lag. 'n Enorme oploop ontstond, door de waard - met een grinnik herkenden we het van India - met emmers water op aan afstand gehouden. 140 km palmbomen, huisjes en mensen, mensen, mensen doodmoe draaiden we in Tata de stad in. "Mogen we hier slapen?" vroegen we de eerste de beste agent. Toestemmend wees hij op een groot hotel vlakbij. Afdingen, inkwartieren, in bad en plat - zelf koken en het bed in, we dachten het mooi voor elkaar te hebben. Ik sliep al toen er op de deur geklopt werd. "Jullie moeten naar het politiebureau", werd ons uitgelegd. We stapten uit de taxi op een groot binnenplein. In 't halfdonker zagen we houten deurtjes met tralievensters erin, overal koppen en handen erachter. Luid werd er rammelend en gebeukt. Binnen zat een functionaris achter een bureau, de schrijver er naast, pen in aanslag. "Hebben jullie ook foto's gemaakt?" "Jawel, jawel", draaiden we er een beetje om heen, "palmbomen enzo". Er werd niet moeilijk gedaan, de schrijver begon al te schrijven, de handtekening nog, toen moest de functionaris plotseling weg. En bleef weg. Eén uur, twee uur. "Wanneer komt hij?" "Zo meteen, zo meteen", drie uur vier uur, "zo meteen, zo meteen". Vechtend tegen de slaap hingen we op de harde banken, half één in de nacht was het voor we konden gaan.