Midden-Azië en Europa 1969 (3).
Afghanistan: Een nomadengezin in de bergen, waarvan de vrouw voor brood kwam schooien.
Ze bleven echter schreeuwen. "Je staat op onze moskee" vlug, eraf!" begrepen we er met moeite uit. Ik gauw er af "Hier bidden we altijd" vertelde een militair toen men weer rustiger was, "maar foto's maken mag hier ook niet", schoot hem toen te binnen, toen Henny het prachtige Indus dal voor zijn lens nam.
Halt stop", riep iemand en kwam uit zijn huisje bij een slagboom met een boek aanrennen. "Inschrijven". Aan de voet van de Markandpas stonden we om een tocht door de Swatvallei in de uitlopers van de Himalaya te maken. 't Is een autonoom gebied bewoond door de krijgshaftige Pathanen.
Aan de voet van de Khyberpas dezelfde ceremonie, bovendien borden "voor zonsondergang dient u de pas over te zijn". Wilde en woeste verbalen hadden we gehoord: je moet niet stoppen, overal schietende en bedreigende Pathanen. In de kale bergen lagen hun dorpen her en der verspreid, forten van leem met de huizen er binnen. Spaarzaam bevolkt is dit woestijnachtige gebied.
'n Lekke band en later een gebroken kabel dwongen ons tot stoppen. Gewapende mannen liepen toe, patroongordels om middel en schouders, en bekeken rustig onze reparaties, vriendelijk groetend toen we verder gingen. Bij de piknik bedelde een passerende nomadenvrouw mij een boterham af. In de hoop dat ze die aan 't kindje op de ezel gaf en niet aan de erbij lopende kerels, reikte ik hem toe. De klim 30 km deels steile haarspeldbochten, deels geleidelijk omhoog, was niet te zwaar, goed op tijd bereikten we Landi Kotal, de top. 'n Bedrijvig plaatsje vol donkere winkeltjes en theehuizen, een regelrecht smokkelaarsnest. 'n Donker figuur kwam op ons toe, deed zijn hand open en toonde wat bruinachtig spul. "Kopen?" "Nee, dank je, op de fiets niet nodig". Hasj werd openlijk verkocht.
Afghanistan: Snelle fietsweg door de Russen aangelegd, iedereen wou vriendjes zijn met hen.
B
ij de Afghaanse grens was gelukkig een bank, de eerstvolgende stad was nog 1½ dag fietsen en we hadden tevoren geen Afghaans geld gekocht omdat er geen zwarte markt voor was. De bankbediende gaf voor geen tijd te hebben om het formulier in te vullen en wisselde ons geld zo. Buiten drong tot ons door dat de koers te laag was en dat deze handelswijze niet klopte. Henny terug de bank in en zette de boel op stelten. Op het hulpgeroep van de bankbediende kwam de grenswacht aanstormen, maar het resultaat was wel dat de man het formulier invulde: met de onjuiste koers, die hij gegeven had. Het hoofdkantoor in Kabul, de hoofdstad, was hoogstverbaasd, betaalde het ontbrekende en beloofde maatregelen te nemen.
Na Kabul doken we echt de woestijn in. Elke dag etappes van ver over de 100 km, met onderweg niets dan zand, stenen, bergen en een kaarsrechte, goede weg erdoor. Zuidwaarts tot Kandahar kwamen we de karavanen tegen, op weg naar het noorden, de koelte en het water achterna. Soms wel honderden kamelen en ezels, alles bepakt en beladen. De vrouwen droegen de mooi bewerkte nomaden kleren en veel zilveren sieraden. Wij foto's maken. Oma Nomade pakt een knuppel en komt op ons af. "Nee" wijst Henny verontschuldigend en bergt z'n toestel op. "Ik fotografeer alleen die kameel". De mannen glimlachen wat, de groep sukkelt verder. Als we geluk hebben is er tijdens de lange dagetappes onderweg een karavaanserai. Soms hebben we dan al 80 à 100 km in de benen zonder eten of rust.
Om een groot, zanderig plein, vol kamelen, paarden en ezels, liggen lemen huisjes gegroepeerd, een enkele met boogvormige veranda's. Op de matten binnen, benen gekruist, zitten Afghani, eten en thee voor zich. Alsof er elke dag fietsende toeristen langs komen, worden wij nauwelijks een blik waardig gekeurd als we op de matten aanschuiven. Onze pulaorijst schrokken we naar binnen, een paar potten thee voor de dorst toe.