Zuid-Oost Azië 1968 (6).
De bezweerder moest de slang zo af en toe een aanmodigend tikje geven om haar te laten dansen.
Z
onder kaart van India het land in fietsen en Calcutta vermijden, dat bleek een moeilijke opgave. Al zoekende kwamen we in een voorstad terecht. Vriendelijke fietsers loodsten ons door het schier ondoordringbare verkeer in de nauwe, vuile straten, tussen ossekarren, koeien, ezels, geiten, rickshaws en drommen voetgangers. Eenmaal buiten kwamen we op de hoofdweg uit. "Burmah-Shell" stond er bij een benzinepomp. "Kaarten" zei de pompbediende, "nee, die heb ik niet" "Wat ligt daarboven dan" vroeg Henny. "Oh, dat" zei hij en pakte het stapeltje. "Hier". Verrukt keken we: deelkaarten van lndia, heel gedetailleerd. Overgelukkig liepen we de winkel uit. Geen gezoek, geen gevraag meer, geen vage aanduidingen van zoveel furlongs. Ook kleine wegen konden we nu zelf vinden en zien wanneer er een plaats was waar je slapen kon.
"1, 2, 3, 4". "Nee, 5" riepen wij vanachter ons kopje thee in 't donkere theehuis. De belangstelling gold nu de fietsen, niet ons. Dat varieerde van dorp tot dorp.
Het verzamelen van mest en opstapelen van de gedroogde is vrouwenwerk.
Ze telden vol belangstelling de tandwielen, maar vergaten 't tandwiel waar de ketting opzat. De dunne bandjes waren onbegrijpelijk voor hen. India is een fietsenland. Passende onderdelen waren er natuurlijk niet, maar vakkennis en improvisatievermogen waren van dien aard dat alles gerepareerd kon worden. 't Was de fietsenmakers zelfs een hele eer om onze fiets te maken. Geld wilden ze er niet voor hebben, en tijdens het wachten boden ze zelfs thee aan.
Alles wordt in India ook per fiets vervoerd: geiten, varkens, kippen, botten en karbouwen, de marskramer zijn handel, 'n vader zijn vrouw en kinderen, en altijd iemand achterop, in wapperende, witte gewaden. Ja, zelfs een lijk gezien, open in een kist van kippegaas.
Hé, wordt eens wakker", riep Henny. Midden op de weg stond een ossekar in volle breedte de weg te versperren. De voerman was in slaap gevallen, de os had het in de gaten gekregen en bleef staan.
Auto's en bussen waren zeldzaam, zelfs op hoofdwegen: wij waren altijd degenen die passeren moesten. Hetzij ossekarren dus, die met een ruk opzij gingen, als de voerman tenminste wakker was, maar ook rickshaws, paardekarren, schapen en geiten, kamelen en olifanten, pakezels en draagstoelen.
Grote reklamborden voor 2-kind gezinnen waren er genoeg, maar veel hielp het niet.
In India geldt: als 't enigzins mogelijk is, niet lopen! Desondanks waren er veel voetgangers in de meest geschakeerde uitvoeringen: knalgeel geklede bruiloftsgasten, in oranje geklede saddhu's (heilige mannen), naakte asceten, met as bestrooide pelgrims op boetetocht naar een belangrijke tempel, de weg afleggend met hun eigen lichaam: gaan liggen, helemaal uitstrekken, opstaan en een lichaamslengte verder weer gaan liggen.
Een ongelofelijk boeiend geheel, geen seconde verveelde je je op de fiets.
Om uit de Gangesvlakte te komen, moesten we een paar kilometer bergop door droge, dorre heuvels. Bovenop de "pas" aangekomen, stond Henny al te praten met een kluizenaar. Hij gaf ons water en stukjes kokosnoot. "Geweldig dat een vrouw deze berg opfietst", zei hij. Z'n donkere ogen glimlachten, het enige van z'n gezicht dat je zo'n beetje zien kon tussen zijn ongekamde lange touwhaar en baard. Het uiterlijk is voor deze mensen niet belangrijk. Zijn onderkomen lag even bezijden de weg, deels rotshol, deeIs van planken. Als enig meubilair een luipaardvel!