Zuid-Oost Azië 1968 (4).

Bangla Desh (toen nog Oost-Pakistan): Een grote delta met enorme brede rivieren waarop traditionele zeilboten varen.

W
e verlaten Thailand helaas niet over land, maar in de lucht. Burma het buurland, staat geen reizigers toe, slechts 24 uur in de hoofdstad Rangoon. Nauwelijks genoeg om even iets van het land te proeven: een prachtige Buddhistische pagode, sprookjesachtig in avondlicht, lege kolonialistische boulevards en lanen en lekker eten bij een vrouw die aan de weg haar winkeltje heeft.
Op het vliegveld van Chittagong - net over de grens in Bangla Desh - pakken we de fietsen weer op en rijden 'n totaal ander kontinent binnen.
Tourist, tourist, tourist", van heinde en verre rende men op ons af. "Bent U vreemdeling, mijnheer?", vroegen ze ten overvloede aan ons: groot, wit en in korte broek! Als Henny 'n eindje voor mij fietste, kon ik niet meer verder; als versteend bleven de mensen die hij gepasseerd was staan doof voor mijn gebel, want fietsbellen rinkelen continu in het straatgewoel.
"Singapur Singapur" mompelde de ene helft van de straat. "Holland, Holland" de andere, afhankelijk van welke kant ze de tekst op de tropenhelm lazen. De politieagent vergat verder het verkeer te regelen, op eigen kracht moesten we ons een weg banen door de wirwar van mensen, fietsen, rickshaws en ossekarren.
Kwamen we een landelijk dorpje binnenrijden, met wat kuierende mensen op straat, bij ons vertrek was het letterlijk zwart van de mensen. In het theehuis werd elke beweging die we maakten door de honderden zwarte ogen gevolgd. In het vertrek - mudvol met mensen - kon de waard ons niet meer bedienen, en werden de kopjes van hand tot hand doorgegeven. We dronken onze thee en aten onze pannekoek. De lege kopjes gingen op dezelfde weg terug, 'n briefje kwam weer bij ons: "Geachte gast, wilt u nog iets gebruiken" om te informeren naar de volgende bestelling.

India: Met verf overgooid tijdens het feest van kastenverbroedering: Holi festival.

Eten in een restaurant: bedeesd werd er naar hokjes met een gordijn gewezen, familievertrekjes, zodat de gesluierde vrouw ook ongezien kon eten. "Ha", dacht ik, "dan kan ik eten zonder al die starende ogen".
Na twee happen rijst werd het gordijn al open gerukt. Wij kwaad: "Wat willen jullie". "Kijken, jullie zijn toch vreemdelingen?" klonk het oprecht verbaasd.
Om te slapen onderweg ontdekten we het systeem van dakbungalows. Eigenlijk bedoeld voor ambtenaren, maar met enige moeite wisten we er meestal toestemming voor los te peuteren. Gemakkelijk: alles begane grond, je reed je fiets zo de kamer binnen. Ruiten hadden ze niet, alleen een soort grove Louvre luiken die als luxaflex open en dicht konden. Je trekt je heerlijk terug in een eigen vertrek, zijgt moe neer en wat zie je: tussen elke houten richel een paar donkere ogen, beneden die van kinderen, hoger de volwassenen, en dat aan drie zijden van de kamer! Kortom, geen privacy in dit land. Hoewel Bangla Desh dicht bevolkt is, 't dichtst ter wereld, en doorkruist door talrijke machtige rivieren, waren de dorpjes - meestal op terpen gelegen - zeer klein en verspreid. Tussendoor een puur vlak land met uitgestrekte velden als in Neder-land op een dijk rijdend konden we ons ontspannen, bevrijd van al de te grote nieuwsgierigheid.
We haalden een rickshawrijder in; geen kunst, tergend langzaam zwoegt zo'n fietser met z'n zware vracht. Henny reed even langs hem op. "Waar ga je naar toe?" vroeg hij. "Feni" was het antwoord.
Dat lag 10 km verderop. "Hoeveel betaalt je passagier?" "5 Rupees". "Dat is ook niet veel, in Chittagong moet je veel meer betalen". Prompt draaide de rickshawfietser zich om, wilde niet meer verder rijden en begon met z'n klant over de prijs te discussiëren. De uitkomst hebben we maar niet afgewacht.