Zuid-Oost Azië in 2003 (4).
(Vietnam)

Gelukkig was er in het oude Indochina de Franse erfenis van stokbrood, alleen op noedelsoep fietsen is wel erg moeilijk.


Vietnam een socialistisch kapitalisme, oosterse stijl.

De grensformaliteiten duren niet lang, en dan rijden we het derde land in twee weken binnen. Een grote vierbaansweg voert naar de eerst stad, waar het Vietnamese verkeer in volle hevigheid om ons los barst. Geschrokken schieten we een café binnen voor een kop filterkoffie. Maar zo snel als de dubbele banen auto's langs racen, zo langzaam sijpelt de koffie door en is koud voor alles doorgelopen is. Saigon is helemaal niet zo ver, maar als in een voorstad veel hotels blijken te zijn, kwartieren we ons daar, volledig verdoofd en murw door het verkeerslawaai, eerst maar eens in. Morgen, besluiten we, gaan we met de bus naar het centrum. Het is weekend en de hotels blijken allemaal hoerenhotels te zijn, aldus gaan we heel vroeg in de ochtend toch maar fietsend de stad in.
Weer stromen we mee in de rijendikke brommers en fietsers. Twee meisjes voor ons, kaarsrecht op hun opoefiets, keuvelen gezellig en kijken op noch om.

Dit typische hoofddeksel, zie je ook alleen maar in Vietnam en daar nog algemeen.

Al snel merken we dat je alleen maar voor je hoeft te kijken, achter je letten ze wel op jou. Door de rivieren die we kruisen stroomt een stinkende zwarte brij van afvalslib, maar uiteindelijk valt het centrum ons nog heel erg mee. Eruit rijdend eenmaal weer op de uitvalsweg, moet ik me weer wapenen met een doek voor de mond tegen al de stinkende uitlaatwalmen en kom, bij het beklimmen van een brug, daardoor in ademnood. Aaneengesloten rijen zich de steden langs de weg en de enige oase waar je even uit de stank kunt ontsnappen zijn de kerken, die meestal in een klein parkje liggen. Verbaasd constateren we dat er nauwelijks boedhistische tempels zijn, iedereen lijkt hier christelijk, ook op de huisjes zien we veel kruisjes.

De hoofdweg af de bergen in.

De eerste afslag van highway nr 1, de bergen in naar Dalat, brengt niet de gehoopte rust, de plaatsen rijen zich nog steeds in kilometerslange lintbebouwing langs de weg. Overal liggen koffiebonen te drogen en de bergen zijn ook bedekt met theestruiken. Bij de watervallen van Dougga overnachten we in een klein blikken hutje- ekotourisme genoemd- en genieten we voor het eerst een nacht buiten in de natuur, zonder enig verkeerslawaai.
Dan eindelijk komen we door bergen begroeid met dichte jungle en slechts een paar tribale dorpjes van bamboehutjes op palen. Nog niet zo lang geleden was dit verboden gebied voor toeristen. Laat in de middag willen we de tent opzetten in zo'n dorp, maar de mensen willen ons nauwelijks te woord staan en reageren heel ongemakkelijk, ze lijken de nieuwe regels nog niet gewend. Net voor donker bereiken we een ander dorp, waar een eethuisuitbater van planken wat kamertjes in elkaar getimmerd heeft. Nha Thro-hotel, wijzen ze ons trots. En rekenen dit blijkbaar ook tot de normale standaard, want de prijs is even hoog als voor een comfortabeler hotel.