Fietsend en kamperend door Marokko (3).

Marrakesh: kleurrijke straatmuzikanten vrolijken de straatjes in de binnenstad en jezelf op.


Marrakech, dorpen, onderwijzers en kinderen.

Veel pleinen zagen we in de hele wereld, maar het Jemaa al Rfna plein is het gezelligste waar we ooit waren. Vooral 's avonds is het een bonte mengeling van eet- en drinkkraampjes en vertier, trommelende Berbers en dansende, als vrouw verklede mannen. Waarzeggers, kruidendokters en predikers hebben veel klandizie. Een slangenbezweerder legt ongevraagd een slang om je hals in de hoop op een verschrikte gil, schrijvers calligraferen brieven voor analfabeten en vrouwen kunnen zich mooie hennapatroontjes laten aan brengen op handen en voeten. De soukh heeft net als in Taroudant met bamboe overdekte smalle straatjes, die zo'n leuke gestreepte schaduw geeft. Het is net een tentoonstelling van oude ambachten, soort bij soort per straatje. We zien de meest wonderlijke gebruiksvoorwerpen en krijgen een complete cursus natuurgeneeskunde van een kruidenhandelaar. Ergens in een straatje is de ingang van een moskee, verboden voor niet-moslims. Een winkelier die net gaat openen weet wel dat dat alleen in Marokko zo is en vertelt waarom: In de franskoloniale tijd zaten twee soldaten een paar "boeven" achterna, die de moskee invluchtten. De soldaten zetten hen met hun laarzen aan achterna, wat natuurlijk een rel gaf en sinds die tijd is het aan niet-moslims verboden om binnen te komen.
Bij een werkplaatsje laten we een nieuwe fietssleutel maken en wachten op stoeltjes gezeten terwijl ze uit een enorme berg moedersleutels een passende zoeken. Een leerjongen breekt een boortje en krijgt enorm de mantel uitgeveegd, misschien is dat hier de manier om de verwende jochies te temmen.
Vroeg in de ochtend verlaten we Marrakech en zien stromen scholieren op weg naar school, meisjes in een witte overgooier als uniform en niet een heeft een hoofddoek. Trouwens in de stad waren ook de meeste meisjes modern gekleed en blootshoofds.
Langzaam komen we weer in de landelijke gebieden en hebben sommige vrouwen een witte soort overjas aan. De mensen zijn erg vriendelijk, ook onderweg (het is wel dun bevolkt), ze groeten veel, wensen ons goede reis of welkom in Marokko, de kinderen zijn verbaasd en vergeten te zeuren.
In Sidi Rakal drinken we thee in een heel eenvoudig theehuis. Er zit ook iemand soep te eten, we praten wat met gebaren want hij kent geen frans. De oude man in zijn gestreepte galabia vraagt zich af waarom we niet met de auto zijn (broem, broem gebaren). Als hij zijn soep op heeft, gaat hij weg, gebaart naar ons met een beweging van de versnelling op de brommer, maar stapt op de ezel die aan de overkant van de weg graast.

In de dorpen spreken ze bijna alleen maar Berbers, wat de onderwijzers op de scholen vaak helemaal niet spraken.


Eenmaal weer in de bergen zijn de dorpen te klein om hotels te hebben. In de bocht bij een rivier ligt een huisje bij de weg. Een vrouw wil haar ezel over de brug drijven, maar die weigert met de spreekwoordelijke koppigheid. Ze roept de bewoner te hulp, die het met veel kreten ook niet lukt en hem dan maar door de rivier drijft.
Als we hem vragen om onze tent in het populierenbosje te mogen opzetten, gebaart hij naar zijn huis, pro forma gelukkig, kamperen is ook goed. Net als ik me in de rivier wil gaan wassen, komt een brommer eraan, de onderwijzers uit het vorige dorp zijn ons achterna gekomen en nodigen ons ook al uit in hun huis. Maar dat is een halfuur terug en bergopwaarts ook en dat begrijpen ze wel. "We zijn de onderwijzers daar", vertellen ze en steken gezellig een hasjpijpje op. "Het is hier erg achterlijk en wij stadsmensen vervelen ons rot, alleen een beetje TV kijken 's avonds" mopperen ze. "Iedereen spreekt Berbers, maar we moeten in het Arabisch les geven, zelfs de allerkleinsten, alleen 'ga zitten' kennen we in het Berbers, dus dat is wel lastig". In Nederland, bedenk ik, is er voortdurend een politieke discussie om een taalachterstand bij Marrokaanse kinderen te voorkomen voordat ze naar school gaan, maar hier maken de autoriteiten zich er niet druk om.
Ze helpen met het opzetten van de tent, drukken ons beiden de hand en nemen vriendelijk afscheid.
Als we ergens buiten kamperen, valt ons op dat de imans in de omringende dorpen "niet gelijk staan", de gebedsoproep klinkt niet synchroon. Voor ons is de eerste oproep om half vijf 's ochtends tevens de wekker. "Het is het meest waardevolle gebed", zegt iemand sarcastisch, "maar het minst uitgevoerde".


Het begrip weg moet je ruim nemen in Marokko, heel vaak ging die door een rivier, op zo'n moment ben je wel blij dat er in de winter niet zoveel regen is gevallen.