Sumatra door bergen en langs de kust (6)
Slendangs worden nog veel gebruikt; ma naar de eetfietskar voor een laat ontbijtje
Palmolie, rubberplantages en een onbereikbare kust
Als de bulderende bergbeek in de kloof een rustig stromende rivier geworden is, komen we weer in de bewoonde wereld en is er weer een eetgelegenheid, die echter alleen een bak instant mie soep weet te serveren. Verder dalafwaarts gaand, spuit er nog geregeld water uit de bergen, dat we nu weer bitter nodig hebben want het is bloedheet. Bij een bron gebruiken we de emmer om het water met bakken vol over ons heen te gieten, terwijl we in de schaduw wat rusten. Een brommer stopt en de berijder kijkt zoekend rond, hij blijkt de emmer nodig te hebben om hier zijn voertuig schoon te maken. In tegenstelling tot de huizen zien de meeste motorfietsen er blinkend gepoetst uit!
We gaan heuvel op en af door uitgestrekte palmolieplantages naar de kust, een bijzonder inspannende rit. Urenlang zitten we 's middags, als de zon ongenadig brandt, in de gelukkig dichte schaduw van de palmbomen te wachten tot de zon zakt en het een graadje minder is. Onze dagafstanden krimpen tot soms maar een kilometer of 40. Voorbij Mukomuko komen we eindelijk aan de kust en bij de zee, waar de hete uren toch wat aangenamer door te brengen zijn op een palmenstrand.
Het is dan ook een grote teleurstelling, dat de weg naar Bengkulu, die op de kaart vlak langs de kust lijkt te lopen, grotendeels een eind ervandaan door de heuvels loopt. Op die 300 km, komt hij maar een keer of vijf even bij de zee. Geen verkoelende zeebries dus, zeker als je zo gevangen tussen de bomen van de rubber- en palmolieplantages rijdt.
In Medan vertelde een gids ons nog dat dit een mooie route was en door onbedorven jungle ging. Maar dat is voltooid verleden tijd. Een leraar Engels, die ons op een avond uitnodigde wist te vertellen dat een tiental jaren geleden de jungle gekapt was voor deze plantages en er nu een goede weg naar Bengkulu ging, wat hij uiteraard als vooruitgang zag.
Heel af en toe komt de weg toch nog aan de kust en kunnen we de hete uren aan het strand onder kokospalmen doorbrengen, soms horen we alleen de branding en blijft de zee uit zicht.
Een voordeel van de eindeloze plantages is wel dat er veel minder dorpen zijn en daardoor ook minder verkeer, want vooral de brommers zijn heel erg lokaal. Het is ook rustiger met minder geroep, uiteraard zijn er ook minder eet- en inkoopgelegenheden en moeten we zelf weer wat voorraden inslaan. De overnachtingsmogelijkheden zijn slechts hele eenvoudige
losmen of
penginapan en een keer moeten we kamperen, nu bij een gezondheidspost, waar de binnentent als muskietennet weer in een leeg vertrek kan staan. Vergissing! Door het gebrek aan ventilatie drijven we 'nachts de tent zowat uit op ons eigen zweet, al had het een eerder voordeel dat niet iedereen maar om de tent kon blijven zitten.
In de kleine dorpen zijn de markten vaak langs de straat, maar helaas met beperkt aanbod van fruit.
Kaneel, een van de gewilde specerijen, die de hebzucht van de Nederlanders wekten en de Indonesiërs tot noodlot werden.
De bacteriën slaan toe
In Lais, dat op de kaart een grotere plaats lijkt, maar heel klein is, geeft de Lonely Planet een homestay aan. In dit huis werden ooit wel kamers aan toeristen verhuurd, maar die komen hier al lang niet meer en rest niet anders als een hok met een matras op de grond. Geen ventilator en tot overmaat van ramp komt een van de ramen op een ernaast gelegen computercafé uit, waar een hels kabaal heerst van de spelende jeugd. Kunnen we al niet slapen van de warmte, evenmin van het lawaai, dat gelukkig toch nog om 10 uur stilvalt. Het eten in een simpel eethuis is niet veel soeps, elk een verschillend gerecht, want alles was abis (op). Achteraf was dat een geluk, want Henny liep een voedselvergiftiging op en krijgt 's nachts al nachtmerries over eten. Hij is de volgende ochtend ziek en met veel moeite bereiken we Bengkulu.
Omdat we toch niet meer genoeg tijd hebben om het laatste stuk naar Jakarta te fietsen, vanwaar de terugreis geboekt is, besluiten we dan maar te vliegen.