Sumatra door bergen en langs de kust (2)
Graven worden natuurlijk voor eeuwig gebouwd en moeten dan ook mooier zijn dan de huisjes
Op de enige bagageband van het kleine vliegveld van Medan rolt de bagage al snel binnen. Helaas, voor het eerst in al onze fietsreizen is een fiets behoorlijk beschadigd: een diepe deuk in de bovenbuis en een krom geslagen bagagerek. Slechte beurt voor Malaysia Airlines in een overigens goede vlucht.
Het vliegveld ligt gelukkig vlak bij de stad, zodat een hotel snel gevonden is. Een dag acclimatiseren en de fiets repareren en dan kunnen we op pad. Weer worstelen we ons door de al overal op de wereld onvermijdelijke stromen stinkend verkeer om de grote steden, die je aanvliegen moet, weer uit te rijden.
Na 50 drukke, dichtbevolkte kilometers, zwetend en roethappend, waarin je je vertwijfeld afvraagt wat doe ik hier, komen de bergen met jungle en bronnen, die wat verlichting brengen. We hebben dan al lang overnacht in een van de beruchtste Indonesische hoerenplaatsen, Bandar Baru, wat uit bijna alleen maar hotels lijkt te bestaan en waar onze toevlucht een chineesachtig aangelegd familie resort was.
De Siposiposi watervallen donderen ruim honderd meter omlaag naar het Tobameer
Als we in het op 1300 m. koel gelegen Brastagi, dat omringd is door vulkanen, in een erbuiten gelegen guesthouse verblijven, dan weet je echter weer waarom je reist.
Vulkanen en een kratermeer.
Het Tobameer, een van de grootste kratermeren ter wereld, bereiken we in het rustige dorpje Tongging. Vanaf de hoge waterval Siposiposi moeten we daarvoor een 8 km lange afdaling maken. Jammer genoeg loopt er geen weg beneden om het meer en moeten we die 8 km 's ochtends weer omhoog om bovenlangs naar Parapat te fietsen. Een groot deel van de route is een rustige weg door naaldwoud met af en toe een blik op de diep beneden ons gelegen oever.
Vissersbootje bij Tongging aan het Tobameer, de kale bergen erlangs waren vroeger bebost met naaldbomen, nog geplant door de Nederlanders.
Ooit was Parapat een bebost schiereiland, geliefd bij onze koloniale voorvaderen om er van de hitte in Medan uit te blazen, nu is het helemaal volgebouwd met hotels en restaurants, de charme daarmee vernietigd, maar nog steeds populair bij binnen- en buitenlandse toeristen.
In onze verdere omronding van het Toba meer gaan we door sawa's en klapperbomen, waar tussen, verscholen in bamboebosjes, nog enkele traditionele Batak dorpen liggen, het meer zelf is onbereikbaar. De gewone dorpen zijn rommelig met vuile straten en onderkomen huisjes, verbazingwekkend om dan de prachtige graven te zien, waar kosten noch moeite aan gespaard zijn om de doden een luxe onderdak te geven. Het betegelde graf wordt overkoepeld door een pannendak op zuilen, soms in Batakstijl en soms met een standbeeld erbij. Voor de Karo en Toba Batak bevolking is het belangrijkste in het leven blijkbaar om goed onder de pannen te zijn als je dood bent. Aan de graven en kerken te zien is de bevolking merendeels christelijk. Op zondag gaan de mensen naar de kerk en zien we voor het eerst vrouwen in de elegante traditionele kleding van sarong en kanten kebaja.