IJsland, het hele eiland rond (6).
De schuinaflopende bergvoet is meestal de plek voor boerderijen.
IJsland in een notendop en nog een orkaan.
Snæfellsnes is het schiereiland dat als een lange vinger boven Reykjavik de oceaan insteekt. We gaan in westelijke richting de noordkust langs, die rijk aan fjorden en scheren is. Na lang zoeken om een stuk zonder omheining te vinden, zien we hoog boven de kust eindelijk een kampeerplek tussen de basaltrotsen. We proberen op het meest met gras begroeide plekje te staan om niet het mos te schaden. Terwijl het avondmaaltje kookt en we genieten van het uitzicht op de tegenover ons liggende, bijna onbewoonde Hvammsfjörðir, komt uit een zijpad een auto met trailer, waarop een motor met 4 reusachtige wielen staat. Kennelijk om ermee door ongebaand terrein te crossen. Sporen van zulke vernietigende banden hebben we al vaker in de natuur gezien, blijkbaar vindt men hier dat er natuur genoeg is.
Ondanks de mist en motregen kunnen we de overkant van de Alftafjörður zien, daar dit een hele smalle fjord is. Grote zwermen zwanen vliegen in een prachtig patroon het water in, niet in paniek, maar het gebeurt overal waar we naderen, ze hebben ons wel in de gaten en lijken zich hier te verzamelen voor de wintertrek. De Kolgrafafjörður is een ronde fjord, lijkt daardoor een vulkaankrater. Een dam voorkomt dat we er helemaal omheen moeten. Dan moeten we door een basaltveld waar de gestolde lava in de meest bizarre vormen onordelijk bij elkaar ligt.
De plek om voedsel in te slaan: tankstationnetje, supermarktje en soms een eenvoudig cafetaria in een.
Grundarfjörður is een vissersplaatsje, met een roestige kleine vloot in zijn haventje. Niet te geloven dat IJslands eerste inkomstenbron toch nog steeds de visvangst is. Opeens veegt een felle wind de lucht schoon en zien we de de laatste fjorden van de zonzijde, met zijn rotsen, groene velden, een wit kerkje met rood dak en een diepblauwe zee. We waaien richting Olafsvik, de laatste plaats aan de noordkant, om dan de pas naar de zuidkant te beklimmen, waarbij de Snæfellsgletsjer in wolken gehuld, rechts van ons ligt. Bij het afdalen wordt de stormachtige wind in de rug onze vijand, we draaien er nu tegenin. Dat de bergwanden de noordoostenstorm hier aan de zuidkant wel zouden afzwakken, blijkt verkeerd gedacht, integendeel, we krijgen valwinden met orkaankracht en kunnen ons slechts te voet met moeite weer staande houden. De boerderij, waar we willen gaan schuilen, kunnen we alleen maar bereiken door met zijn tweeën telkens één fiets erheen te duwen. De bewoners verzorgen ook het weerstation, "20 m/sec" delen ze ons mee, wat bij ons windkracht 9 is, "niets bijzonders hier, we hebben ook wel 40 tot 60 gehad". Ze wijzen op de schuur, waar jaren geleden het dak vanaf gevlogen is. Gastvrij eten we met hen de avondrijstepap en mogen in de kinderspeelkamer slapen.
's Morgens uit het raam zien we de gletsjer in al zijn witbekapte glorie in de ochtendzon. De bergwanden rijzen op naast een rimpelloze zee en de boerderijen liggen lieflijk tussen hun groene weiden. Watervallen stromen loodrecht omlaag en bij Lýsuhóll kringelt de stoom uit de
laugar, de warmwaterbronnen. We passeren weer een
hraun met erachter een verticale wand van kaarsrechte orgelpijpen in basalt. In een natuurgebied groeien kreupelberken en een kegelvormige dode vulkaan, de Eldborg, staat als een fort bij de kust. Hier liggen inderdaad de verschillende soorten bezienswaardigheden van IJsland op kleine schaal bij elkaar.
Op de laatste dag konden we de buien ontwijken door in een oude schuurtje langs de weg te pauzeren.
Een rustbrengende tunnel en nutteloze fietspaden.
In Borgarnes stuiten we weer op de ringweg, die zo dicht bij Reykjavik ons veel te druk is. We proberen een achterafweggetje door de bergen, wat een goede keus blijkt. Ook vele hoofdstedelingen hebben deze aardige streek al met talloze zomerhuisjes bespikkeld. Toch komen we nog langs een mooi meer, waar slechts een boerderij aan ligt. De doorsteek brengt ons bij de Hvalfjörður, die door de bouw van een onderwatertunnel, goeddeels van verkeer bevrijd is. De voormalige walvisverwerkingsfabriek ligt nu werkeloos aan het begin van de fjord, wat van ons zo mag blijven vooral nu whalewatching de IJslanders meer geld zal opbrengen dan het doden van de walvissen. Verderop ligt een voormalige amerikaanse basis, maar verder is de hele fjord bijna onbewoond. We klimmen aan de andere zijde weer omhoog en komen door een heiði op de weg naar Thingvellir, dat we op 25 km na missen uit tijdgebrek. Voor Mosfellsbær ligt er opeens een fietspad langs de weg en dat blijft zo tot Reykjavik en verder naar de zuidelijke voorsteden, maar die maken zoveel rare kronkels en zijsprongen dat we ze of uit het oog verliezen of wegens grote omwegen niet kunnen gebruiken. Er rest ons weer niets dan de drukke weg om onze rondrit bij het vliegveld te sluiten.