IJsland, het hele eiland rond (6).

De politie trakteert.

Als een klein wit hoefijzer ligt de Goðafoss temidden van uitgestrekte groene mosvelden, oplichtend in de ochtendzon, die ons echter absoluut niet warm kan maken, want we dalen met een noodgang in onze nog natte kleren. We wandelen naar de waterval, die kort, maar buitengewoon krachtig tussen de rotsen omlaagdondert en ons in zijn vorm herinnert aan de Niagara Falls. Binnen in het café, waar we ons aan slappe koffie warmen, hangen foto's van een strenge winter, die deze geweldige watermassa volledig tot ijs verstarde.
Akureyri bereiken we door een smal groen dal met veel boerderijen, die we zo noordelijk toch echt niet meer verwachten.

Bij bijna elke afslag van de hoofdweg staan plattegronden met alle boerderijen en woonplaatsen.

Het ligt aan het einde van de mooie Eyjafjörður en is met 15.000 inwoners een grote stad voor hier, heeft zelfs een Universiteit en misschien daardoor zien we hier de meeste fietsende IJslanders van de hele reis. Langs de fjord gaan we noordelijk en kijken bij de pauze terug op de plek aan de overkant, waar we gisteren ons middagbrood aten, om dan aan de klim naar de Öxnipas te beginnen. Zoals meestal staat onderaan een bord, waarop electronisch de temperatuur, windkracht en -richting aangegeven wordt, +4° is het boven weten we nu. Halverwege stopt een auto en een vrouw in politieuniform leunt uit het raam. "Very brave", zegt ze, "you deserve a treat" en ze reikt ons een lekkere IJslandse koek aan. Nu moet men zich daar geen culinair hoogstandje bij voorstellen- het lekkerste IJslandse gebak wat we tot nu toe ontdekt hebben is rúgbraud, een stevig soort ontbijtkoek- maar de extra calorieën hier goed van pas.

Schapen en paarden.

Een klim naar mistige, druilerige hoogtes en een piknik onder onze fietshoes, doen ons besluiten om niet de doorsteek via Kjölur tussen twee gletsjers door te maken. De weersvoorspelling is slecht en het is er inmiddels te koud voor geworden. Langs het mooie Svinavatn rijden we een zeer landelijk weggetje als alternatief voor de ringweg en genieten van de pastorale rust. Dan horen we opeens gekletter van paardenhoeven en komt een kudde IJslandse pony's op ons toe, die door een paar ruiters naar een andere weide gedreven wordt. Die dag zien we meerdere schaapskuddes, bijeengehouden door de sturende honden, op weg naar de winterweides. In september worden de schapen uit de bergen gehaald en de lammeren van de moeders gescheiden, vertelde onze boerengastgevers ons al, maar dat daar een speciale folkloristische dag voor was, wisten we niet.
Weer op de ringweg, omronden we de Hrútafjörður en willen bij Brú over een track naar het museum Erikstaðir, een rekonstruktie van een Vikingerboerderij. Bij het bordje "Malbik endar" - einde asfalt - komt een 4WD ons tegemoet met toeristen die er vandaan komen. "3 Uur over 15 km", vertellen ze, "door rivierbeddingen en meerdere klimmen, ik kan het niet aanraden op de fiets." Er is gelukkig een andere rustige weg, die we verder noordelijk kunnen volgen. Langzaam stijgt deze naar een eenzame heiði, het kale landschap van pollen, mos en stenen, dat we ondertussen goed kennen. Net als overal liggen er vee-roosters, maar nu zien we geen loslopende schapen maar een kudde paarden, die voor ons op de loop gaan in hun grappige tölt, een hele snelle draf. "We zullen maar even pauzeren", opper ik, "dan kunnen ze rustig weggaan." We zitten nog niet op een steen of de kudde komt nieuwsgierig terug, de één knabbelt al snel aan een fietstas, de ander lijkt een slok uit mijn beker te willen. Een fotosessie volgt en aaien laten ze zich ook.