Drukke kusten, mensenlege bergen (4).

Alle orthodoxe kerkjes hebben een ikonenwand.


Kerkjes, kapelletjes en nog meer kloosters.

In een volgend dal ligt Fikardou, een bergdorpje dat een tweede weekendleven begonnen is met zijn authentiek gerestaureerde huisjes voor Nicosianen. Andere dorpen liggen weliswaar schilderachtig tegen de bergwand geplakt, maar zijn bij nadere beschouwing een rommeltje, soms met lelijke golfplaten daken en veel troep bij huis. 's Zomers, wanneer de druivenstruiken groeien, is het misschien wat pittoresker als de groene ranken de roestige staketsels van de terrasjes bedekken. Nog bonter maken ze het op de velden waar de terrasmuurtjes zijn gemaakt van met stenen gevulde olievaten in allerlei bonte kleuren. En overal liggen slangen voor de bevloeiing. Afgesneden bochten van de oude weg staan vol met autowrakken en ze worden ook zomaar langs de weg aan een roestig lot overgelaten op de plek waar ze de geest gegeven hebben. Zelfs de kapelletjes bij de weg zijn verwaarloosd en verveloos, halfgebakken van bloemetjes voorzien voor de ikonen, die vaak ook nog achter een gescheurd en verschoten gordijntje verborgen zijn. Na Pailachori, dat een beetje verborgen van de weg af ligt, wordt het kaal in de bergen. Op zo'n 2 km na het dorp, zien we de oude pasweg kronkelen, maar je weet nooit of die nog doorgaat. In dit geval komt hij inderdaad 1 km voor de pas weer erbij en zou een aardig alternatief van 4 km geweest zijn. Niet dat de weg zo druk is, maar hij is breed en vaak steil. Argos ligt diep beneden en nu móeten we de oude weg erdoorheen volgen, de nieuwe bovenlangs is afgesloten en de wegwerkers houden ons tegen. Kyperounta gaan we vrijwillig door, ook weer omlaag en weer omhoog. Er ligt weer zo'n kerkje met een extra dak erboven, maar kamers worden er niet verhuurd. De winkel is nog gesloten, ze houden wel erg lang siesta hier. Gelukkig is weer terug op de hoofdweg een periptora, oftewel kiosk, die ook wel het een en ander heeft.
Mooie vergezichten belonen ons voor het vele klimmen en soms zijn we zo hoog, dat we de zee aan de noord- en zuidkant kunnen zien. Bij de Kavouni pas zijn dichte bossen, waar het Staatsbosbeheer weer picknickplaatsen heeft aangelegd, bij één mag je kamperen, wat op 1000 m hoogte in februari nog wat frisjes is. Van hieruit maken we een rondje rond de Olympusberg, die we tot op 1700 m. naderen, waar het wintersportplaatsje Troödos ligt en de skiliften nog in bedrijf zijn. De weg is geruimd, maar overal ligt nog sneeuw en het is grappig om naast ons op de helling de mensen te zien skieen. Ons rondje van die dag wordt een fikse etappe, de winkelier in Podromos vertelt dat de hoger gelegen weg via het Troöditíssa klooster afgesloten is. We moeten dalen naar het veel lager gelegen Foini, over een slechte maar mooie weg langs een erg leuk gelegen dorp. Het is een hele lange klim weer terug naar Troödos, maar door mooie natuur met veel bomen en prachtige gezichten op de besneeuwde toppen ertussendoor. Het enige verkeer zijn luie toeristen in hun gehuurde wagentjes. Als je de dikbuikige figuren af en toe ziet uitstappen denk je:
"Ga toch fietsen!"

Patroonhulzen


Bij Kakopetria ligt het oudste van de typisch Cypriotische kerkjes met zo'n dubbel dak, het eerste van zijn soort en heet daarom ook Agio Ionnis di Steti, (van het dak). Het koepeldak en de toren was goed te zien onder het rechte bovendak. De bijna 1000 jaar oude muurschilderingen zijn vooral op het plafond nog erg mooi, zulke intieme kerkjes brengen de eigenlijke boodschap van het Christendom dichterbij dan de protserige kathedralen. We zijn de bergen dan alweer bijna uit en klimmen door het Mathathissa dal, vol fruit- en olijfbomen, weer omhoog naar Kalopanagiostis. Beneden aan de rivier, jawel eerst weer omlaag, ligt het kleine kloostertje met een uniek kerkje, een byzantijns en een latijns deel onder een dak. De Pope is druk bezig de kandelaars te poetsen en geeft toestemming om op een hoger gelegen weitje te kamperen. Het uitzicht is grandioos en hoog in de bergen zien we Podromos nog liggen, waar we gisteren boodschappen deden.

Door militairen wordt niet meer geschoten, destemeer door jagers: overal hopen felgekleurde patroonhulzen, zelfs in Nationale Parken!