Fietsend en kamperend door Cuba (7).

De oude Spaans koloniale stijl wordt nog niet bedorven door nieuwbouw, al is het dan wel erg vervallen.


Assepoesterstadjes.

Moron is het begin van een ketting van leuke stadjes. Na 300 km niets is er gelukkig weer wat te krijgen. Als we de fietsen op de stoep parkeren voor een winkel, worden we meteen eraf gestuurd, streng verboden is dat hier. Een wielrenner helpt ons als een gastheer met onze inkopen, weet waar er brood is, versiert benzine bij een peso-pomp en koud water bij een bevriend café. Hij draagt wielerkledij, maar de broek is wat sleets en zijn fiets hangt her en der met draadjes aan elkaar.
"Banden zijn hier bijna niet te krijgen, onderdelen is ook moeilijk", vertelt hij en probeert voorzichtig te schakelen, "maar trainen doe ik elke middag, want op de sportschool hebben we alleen 's morgens les". Zijn droom is om ooit de Tour de France te rijden.
Chambas, Mayajigua, Yaguajay, allemaal assepoester-stadjes, die slaperig op de toverfee met een pot verf wachten om de juweeltjes te worden die ze, onbesmet met nieuwbouw, zijn.
Caibarien en Remedios geven een voorproefje, de fee, Fidel of de Unesco, heeft al veel gerestaureerd en ongenoemd in vele reisgidsen zijn ze authentieker dan het ook mooie, maar al toeristische Trinidad. Sagua la Grande gaat onze neus voorbij, kort voor de stad wordt alle verkeer, ook fietsers, er omheen geleid.
"Wat is er aan de hand" roept Henny, die zin heeft in een ijsje en liever de stad door wil.
"Een politieke demonstratie" zegt de agent en zwaait ons de omleiding in. Bussen vol demonstranten met vlaggetjes rijden voorbij.
"We willen Elían terug", scanderen ze. Hij zou getraumatiseerd worden als hij in dit communistische regiem moet opgroeien, lazen we in een Amerikaanse krant. Wat een flauwe kul. Nooit een land gezien met zulke aardige, open en onbedorven kinderen gezien. Niet één zeurde er ooit om snoep of pennen en als ze al ooit eens bij de tent kwamen kijken, wensten ze ons na een poosje altijd heel welopgevoed:
"Buenas Noches".



Buen Viaje.

Van Varadero naar het vliegveld nu geen autoweg voor ons, met onze kaart en ervaring vinden we een mooie achterom weg.
Cuba in het klein, alles lijkt nog even gerecapituleerd te worden: suikerrietvelden met een rokende central, veel palmen, kleine sleetse dorpjes, een staatsrestaurant met zomaar koud vers sinaasappelsap, een grote granja voor vee, de gaucho te paard op weg erheen, een fietsende gebakjesverkoper, een bamboekiosk voor een laatste pizza'tje met een vingerhoedje koffie en een belangstellend gesprek.
Het zijn de mensen met hun opgewekte vriendelijkheid die dit land zo de moeite waard maken.
Zelfs de incheckmedewerker op het vliegveld:
"9 kilo overgewicht" zegt hij "maar ik help jullie wel" en schuift fietsen en bagage gauw door.