Fietsend en kamperend door Cuba (6).


De horeca.

Een groot platliggend en zwartgeblakerd olievat hebben we leren identificeren als pizzaoven en als het plankje pizza ingeschoven staat, dan wordt er gebakken. We schuiven aan bij de rij en anderen na ons.
"Lo Ultimo?" (de laatste?) vragen ze. "Soy yo" (ben ik) zeggen we geroutineerd, want deze kleine pizza'tjes van 159,5 g of soms zelfs 173,8 g zijn we als goede vervanging voor brood gaan waarderen, ook koud als ontbijt hebben ze al dienst gedaan.

Soort leesplankjes met latjes waarop stond wat er te koop was, als iets uitverkocht was, werd dit eenvoudigweg eruit gehaald.

Dan zijn er natuurlijk ook in elke plaats de staatscafetaria's van de 2e categorie, waar je met peso's betaalt, vaak el Rapidito geheten. Ze zijn 24 uur open en de rechten van de consument staan op een grote lijst puntsgewijs vermeld: goede en vriendelijke bediening; produkten zijn overeenkomstig de opgave; goede hygiëne; klachtenbox aanwezig. Maar helaas .... meestal is er niets of weinig te koop!
De dollarcafé 's van Rumbos en Cubanacan lijden vaak aan hetzelfde euvel, bieden niets waar een fietser zich mee kan laven, zijn alleen aan de grote wegen gelegen en al te sporadisch op je weg.
Dankzij de minischalige eigen zaakjes kunnen we dus in Cuba als fietser overleven, al is het regionaal wel erg verschillend. Maar wat deze korte verpozingen vooral leuk maakt, zijn de gesprekken met de mensen, want geinteresseerd zijn ze allemaal. Soms zelfs bezorgd dat we in de middaghitte fietsen en bieden een douche aan. Trots op eigen producten ook: we moeten zelfgemaakte "pru" proberen, een borrelende kruidendrank. De heerlijkste lafenis krijgen we in de grote, mensenlege en zinderend hete suikerrietvelden in het zuiden, waar een kantinekarretje voor de arbeiders staat en men ons ook een conservenblikje, dat tot beker gepromoveerd is, met ijskoud water geeft.



Peso Hotels.

Eindelijk wind in de rug! Na meer dan duizend kilometer fikse tegenwind - de zuid-oost passaat is aardig constant in deze tijd van het jaar, fietsen we westwaarts. Las Tunas is ons oostelijkste punt. Langs de noordkust loopt de weg, breed en verkeersarm, kaarsrecht en zonder plaatsjes door saaie droge velden voor grootschalige veeteelt, maar oneindig veel aangenamer dan de smalle drukke carretera central. 150 Km staat op de teller als er eindelijk een dorp is. Verbaasd rijden we de hoofdstraat, omzoomd met palmen, in, alles is onderhouden en geverfd, een raar gezicht in Cuba. Zelfs een hotel is er, een peso-hotel weliswaar, eigenlijk niet voor toeristen.
Henny meldt zich aan de receptie waar een verveelde receptioniste voor de TV hangt.
"Kunnen we hier overnachten?"
"Nee, er is geen water."
"Maakt niet uit, zijn we wel gewend"

Schooltjes overal, dit land heeft nauwelijks analfabetisme, vergelijk dit met andere Latijns-Amerikaanse landen.

"Voor buitenlanders kan het niet"
"We hebben wel peso's"
We blijven aandringen tot iemand anders zich er mee bemoeit en toestemming geeft. Verstoord vult de receptioniste een formulier in. Dat is dan 28,95 peso, inclusief sleutelgeld. Na betaling reikt ze de gastenkaart aan en loopt mee naar de kamer. In ons bijzijn wordt de inventaris geteld:
2 handdoeken, 4 lakens, 3 kussens, 2 glazen, 1 kan en 6 kleerhangers.
Ze pakt een stroomdraad zonder stekker en steekt de blote uiteinden in de airco, van degelijke russische makelij en die doet zijn werk met een enorm kabaal. Zuchtend verlaat ze ons weer, heeft ze verdorie toch klanten. Henny haalt beneden in de put een emmer water op, die service kun je natuurlijk voor fl 1.80 niet verwachten. En dat de bedden goed zijn evenmin, schoon zijn ze echter wel. Beneden is een grote eetzaal gedekt voor 50 man, maar andere gasten zijn er niet en evenmin iets te eten.
's Ochtends, als we de sleutel inleveren, loopt de nachtreceptioniste naar onze kamer en telt weer alles na, dan krijgen we 10 peso sleutelgeld terug.