Fietsend en kamperend door Cuba (3).

Kleine markten waren er af en toe al, voor ons wat extra groente en fruit dan.


Magere voedselvoorziening en dikke vrouwen.

"Stop, komkommers!" roep ik en rem voor een oud mannetje onder een boom, die een paar stapeltjes voor zich heeft liggen, "zo maar een privé-ondernemer, dat moet je belonen".
Zien is kopen in Cuba, je weet nooit wanneer er weer iets aangeboden wordt. Terwijl ik de komkommers inpak en de man zijn peso's geef - deze handel is buiten de dollareconomie - verwonderen de omstanders zich over onze vele bagage. "Zo zwaar is het niet" zegt Henny, "ik denk dat jullie het veel zwaarder hebben met je vrouw achterop" en geeft met zijn handen de omvang van de batterijen weer, waar we hier de meeste vrouwen mee zien lopen, liefst in een glimmende strakke fietsbroek. De mannen staan ons nog een poos schaterend na te kijken.
We hebben hier keuze uit meerdere wegen en vragen de mensen om advies, langs de kust of door de bergen. "Mucha loma" roepen ze bij de laatste mogelijkheid, maar wel de mooiste. Geen woord teveel, de loma's zijn verdraaid steil maar de omgeving is prachtig, de weg slingert tussen kleine suikerrietvelden, tabaksplantages, koningspalmen en verstrooid liggende palmblad-gedekte huisjes van de mensen. Het enige verkeer dat we hier tegenkomen zijn ossenkarren, die suikerriet naar de "central" brengen. Een arbeider in het riet fietst een stukje met ons op.
"Vroeger heb ik in Australië ook in het suikerriet gewerkt" vertelt Henny de fietser.
"Hoeveel verdiende je per dag" vraagt hij nieuwsgierig. "5 dollar, maar dat is al 30 jaar geleden." Toch lijkt onze fietser dat veel geld.

Ruiters zag je nog overal en als je een borreltje op hebt laat je je leiden door je paard, welk transportmiddel kan dat?


Achter een naaldbomenbosje en met een grandioos uitzicht over een gekartelde horizon van witte karstbergen, slaan we onze tent op. Een vrouw uit een nabijgelegen hutje wijst ons de bron in het dalletje beneden ons. Het is er volmaakt stil, tot in de schemering opeens luid gezang weergalmt.
Over de weg beneden ons komen drie ruiters, de strooien sombrero op en de machete langszij, in een stofwolk aangalopperen, wippend op hun paardjes en luid zingend. Zaterdagavond, tijd voor de rum, en daar hebben deze gaucho's zo te horen volop van genoten. Toch is Cuba geen dronkemansparadijs zoals andere vroegere communistische landen.
In de schemering komt buurvrouw met haar man voor een praatje. Ze brengen een glas met een bodempje koffie voor ons mee. "Hoe denkt men in Nederland over Cuba" wil hij weten. "Er is veel sympathie voor de Cubanen", vertellen wij, terwijl we van de koffie nippen "wij zijn ook een klein landje met een grote buurman". "Dat is aangenaam om te horen" mompelt hij. Bukkend graaft hij een paar malangeknollen uit het veldje waar we naast staan en geeft ze ons.
"Dit is goed eten, hier worden de Cubaanse kinderen groot van". Ik kook de knollen met de linzen, die we in een "chopie" (dollarwinkel) gekocht hebben, en wat rijst erbij die je voor peso's soms op de markt kunt kopen.
Een voedzaam maal!



Libretas en walmende Oldtimers.

's Ochtends dalen we af naar het dal van Viñales, dat de folders met de bekende Quilin bergen in China vergelijken. "Lijkt er wel een klein beetje op" vertelt Carola uit Dresden, die daar 4 jaar geleden fietste en nu een paar dagen met ons meerijdt. Een klim door een Caribisch naaldbomenwoud voert ons er weer uit, na deze weldadige rust tuimelen we de drukke stad Pinar del Rio in. Een chaos van walmende voertuigen, paardekarretjes en fietsrikshaws, tegen een vervallen decor van vroegere weelde. Na twee uur zoeken naar proviand hebben we er schoon genoeg van en besluiten óók de carretera central, de enige weg oostwaarts, niet te volgen, maar zuidelijk de Llanura's in te gaan.
"No hay" schudt iedereen die we raadplegen over de kleine weggetjes, die op de kaart staan. Carola heeft de door ons versmaadde kaart van Freytag & Berndt, zelf hebben we nu een Cubaanse kaart, gevonden in Havanna na een halve dag zoeken. Beide kaarten vergelijkend, waarbij de Cubaanse duidelijk beter blijkt, rijden we met veel omwegen door dit kale, vlakke gebied.
Een ontginningsgebied, dorpen bestaan hier, in echte oostblokstijl, uit grauwe, vervallen flats, compact in de enorme leegte. Grote middelbare scholen staan midden tussen de eindeloze velden en moeten dan ook internaten zijn. Leerlingen brengen hier een of twee schooljaren door om ook het leven en werken op het land te leren kennen.

Een letterlijke motorfiets, keurig bij elkaar gehouden door touwtjes en draadjes bij gebrek aan onderdelen.


We zien een klas bezig in een tomatenveld, de tomaten vliegen de scholieren om de oren. "Wij moesten vroeger ook van school uit op het land werken en bekogelden elkaar precies zo" lacht Carola. We fietsen langs een gigantische staatskippenfokkerij, rijen stallen vol met duizenden kippen, maar ook lege en onafgebouwde rijen. "Wat een verspilling van investering" zucht ze, "zeker nog uit de tijd van de Sovjet Unie". "En waarom kunnen we nergens eieren kopen" vraag ik me af "of zouden alle Cubaanse kippen van de leg zijn?"
Bij een "tienda mixta" stoppen we en kijken de lege rekken langs; een grauw stuk zeep, een grijs zakje, en wat ondefinieerbare doosjes. Met afgrijzen roept Carola: "Zo slecht is het bij ons nooit geweest!" Twijfelend vragen we naar brood, we zien wel dat de andere klanten een "libreta", soort bonboekje, in de hand hebben. "Tenemos hambre" zeggen we hongerig. De verkoopster grijpt in een zak onder de toonbank en legt er drie cadetjes neer; "Uno para cada un", elk een, meer kan ze zonder bonboekje niet verantwoorden.
Als we na veel gezoek onze doorsteek maar opgeven, wijst een man op een fiets met een zelfgeknutseld hulpmotortje, (hij is inspecteur van levensmiddelen maar druk zal hij het niet hebben), ons de afslag naar de carretera central.