Fietsend en kamperend door Cuba (2).


Havana: Oud symbool het Capitool, de nieuwe economie: fietsrikshaws


Piet Hein en Marx.

In voor ons het holst van de nacht, maar plaatselijk om 9 uur 's avonds, arriveren we in Varadero na 28 km fietsen in het donker vanaf het vliegveld naar het hotel. Amper liggen we in bed of de telefoon gaat: Onze hotelvouchers zijn er onbekend, we dienen alsnog te betalen. Henny kleedt zich weer aan en gaat naar de receptie om de gevraagde 50 dollar te voldoen. Maar zie, 's ochtends is er een andere receptionist en die kent dit voucher wel, de 50 dollar worden -wel na lang wachten op de manager- netjes terug betaald!
Winkels zien we niet als we dit vakantieplaatsje verlaten, eigenlijk alleen maar rijen hotels aan een schitterend strand. Langs de kust, waar de autoweg op een goed moment landinwaarts buigt en alle walmende en stinkende auto's met zich mee neemt, hebben we een rustig ritje naar Matanzas, rondom de baai waar Piet Hein, niet als tourist maar als ambtelijk zeerover, ooit op de loer lag voor de Spaanse Zilvervloot en deze veroverde. Wij zouden heel gelukkig zijn als we hier een stuk brood te pakken kregen doch onze speurtocht naar mondvoorraad neemt zoveel tijd in beslag, dat we Piet Hein maar rustig op zijn sokkel laten staan en zijn standbeeld niet ook nog gaan zoeken.
Een stoffige boekwinkel, met enkele verschoten werken van Marx, heel veel gebundelde toespraken van Fidel en absoluut geen klanten, heeft helaas geen kaart van Cuba. Hoe kunnen we zo stom zijn geweest er geen mee te brengen, ook al was die alleen maar verkrijgbaar op een schaal waar je normaal niet over piekert om op te fietsen. Er zit nu niets anders op dan de borden en de autoweg richting Havanna te volgen.
Maar wat een ramp leek, wordt een makkie; de autoweg heeft een fietsstrook, waar fietsers zelfs voorrang hebben op rechtsafslaand verkeer; en de tunnel, verboden voor fietsers, heeft een speciale "guagua" (spreek uit wawa), een bus zonder stoelen, waar je als fietser via een platformpje handig in en uit rijdt en die ons midden in het centrum afzet.
Op de Rambla San Martí vouwen we de reisgids open op zoek naar een hotel. "Casa Privada?'" grijnst een jongen ons aan. Twee straten verderop brengt hij ons naar een vervallen huis, maar dat zijn ze hier allemaal. En 5 minuten later staan fiets en bagage op een grote koele kamer bij een jong gezin. Een voorbeeldig gezin: een baby en een jochie van 10 en zoals later blijkt, toch doorsnee: weinig kinderen met veel ruimte ertussen. Eerste contrast met andere Latijnsamerikaanse landen.



Fidel en Che Quevara.


We zitten onder een palmboom op een wit strand, zoals het voor een Caribische vakantie betaamt. Het koffiewater kookt, we smeren een boterham - in Havanna was brood volop te koop- en kijken over de vlakke blauwe zee. Twee mannen in zakentenue lopen lege blikjes te zoeken, wat moeten die daar nu mee? Opeens rennen ze naar de zee en springen in de catamaran die aanlandt, snel varen ze weer weg. Zijn we nu getuige van het begin van een vlucht naar de USA?
Vluchten op vlotjes naar het slechts 80 km verderop gelegen Florida is nog steeds een realiteit, daarvan getuigen ook de overal op palen gespijkerde posters van Elían, het bootvluchtelingetje dat als enige van zo'n vlot gered werd en nu inzet is van een politiek spel tussen Fidel en de Floridacubanen.
Politiek is trouwens een overal aanwezig fenomeen, bij elke stad of plaats roepen de leuzen ons toe: "Vaderland of dood" , "Eer onze martelaren door hard te werken", "Bonen verbouwen is nu net zo belangrijk als kanonnen maken". Fidel doet trouwens niet aan persoonsverheerlijking,

het is de beeltenis van Che Quevara, die je het meest ziet, voor ons net zo anachronistisch als die revolutionaire leuzen, want in begin '70 toen we in Zuid-Amerika rondfietsten, werd Henny met zijn donkere baard, als Che Quevara nageroepen. Nu zou Che net als Henny ook met een grijze baard rondlopen, als hij ook maar rondgefietst had in plaats van overal revoluties te ontketenen! Zo zie je maar weer hoe gezond fietsen is.





Fietsen of paardrijden, als het maar geen olie kost, dat is erg duur door de meest absurde boycot die we ooit meegmaakt hebben.