China van zuid naar noord (7).


Bei - het noorden

In de buurt van Beijing (stad van het noorden) hebben we de lente weer ingehaald: stuwmeren zijn nog bevroren, her en der resten oude sneeuw en 's ochtends nog handschoenenweer. Overdag is het helder en aangenaam fris, we hebben geen spijt zo vroeg in het seizoen deze reis te maken, met warmer weer is het hoogstwaarschijnlijk veel onaangenamer, wegens ongedierte en gezien de hygiënische toestanden. Onderweg passeren we een vrachtwagen, de zoveelste die kapot bij de weg staat, maar hier heeft de chauffeur een vuurtje onder de benzinetank gemaakt. Dit lijkt Siberië wel! Maar zo koud is het nu ook weer niet, voordat de boel ontploft fietsen we zo snel mogelijk voorbij. Risico's nemen schuwen de Chinezen niet! Zo zie je ze rustig een vlieger oplaten vlak bij hoogspanningsmasten, zijn er geen vangrails langs de weg bij zeer steile afgronden en donderen er aan de lopende band stenen op de weg vanaf de rotswanden.

Van de hordes fietsers is niet meer over, Nelly als eenzame fietster voor de Poort van de Hemelse Vrede.


Beijing blijkt helemaal geen ramp te zijn om door te fietsen, aan verkeer zijn we ondertussen wel gewend en er zijn enorm brede fietspaden, voor de Hemelse Poort meet deze wel 30 meter! Bij de Tiantan tempel merken we dat we onze stadsplattegrond verloren hebben en willen bij het ticketoffice een nieuwe kopen. "25 Yuan" zegt de verkoopster. "Maar er staat op de kaart gedrukt 8 Yuan" zegt Henny. "15" Zegt ze onverstoorbaar. We lopen weg, verbouwereerd, helemaal afgeleerd dat je bedonderd kan worden, zo zeldzaam is dit hier! Via het oude keizerlijke drinkwaterkanaal en het Zomerpaleis verlaten we de stad om bij de Ming graven die oude keizers nog even te bezoeken.
Het platteland ten noorden van de hoofdstad is verbazend armoedig en traditioneel, vrouwen malen handmatig mais met grote molenstenen, boeren met ossenkarren, maar ook colchoses, die we niet eerder gezien hebben. In een dorpje overnachten we in een hotelletje op een "kang", een gemetseld plateau waaronder een vuurtje gestookt wordt. In een simpel eethuisje neemt een jongeman de bestelling op, trekt zijn witte koksjas aan en maakt het klaar. Alle koks zagen we hierin gekleed, het is blijkbaar voorschrift, maar dat het schoon moet zijn kennelijk niet!
De Grote Muur is voor ons ook de grens van onze reis, bij Simatai wandelen we over deze waanzinnige constructie, die zich voor onze ogen eindeloos over de bergen uitstrekt, kilometers golvend over de bergtoppen, zelfs over een getande kam, die zo al schier onbereikbaar is, laat staan voor een leger in die tijd! Nee, megolamanie heeft het huidige China van geen vreemde. Ook hier lopen ze met bezempjes de muur te vegen. Een vrouw biedt ons een fotoboek te koop aan. "You" (hebben we), zeg ik. "Maar mijn kinderen moeten ook eten" antwoordt ze in goed engels. "Trrrr" rinkelt haar mobiele telefoon, ze verwijdert zich lachend....
Tot op de laatste dag worden we als fietser met egards behandeld, de directie van het 5 sterren hotel vlak bij de luchthaven wacht ons op voor een fotosessie. Op het marktje naast het hotel, temidden van grote flats, die allen afgesloten zijn met hek en wachthuisje, moet een tandeloze baby al leren om hallo tegen ons te zeggen.... De algemene vriendelijkheid heeft een onuitwisbare indruk op ons gemaakt.

Voordeel om vroeg in het seizoen te zijn: weinig toeristen
nadeel: nog verrekte koud met dik bevroren rivieren.