Slovenië en een stukje Kroatië (5).

Een prachtige kust, helder water en geen toeristen haast, vanwege de oorlog in Bosnië.


ZWEMMEN

De grens was splinternieuw, de douanier - met een gezicht van wat een flauwe kul is dit - waaide ons zonder te kijken door. Z'n Kroatische collega, enkele jaren terug nog landsman, nam de zaak iets serieuzer. Wisselen kon niet en we fietsten Buzet, het eerste stadje, in naar de bank. Eurocheques, men kende het wel, maar het leek geen dagelijks werk.
Buiten zaten de terrasjes vol, ook niet erg oorlogsachtig.
"Hé kijk, sladolet is hier goedkoper" riep Idhuna en wees op een ijssalon, ze had de omrekening van Tolar naar Kuna al in haar hoofd.
Door het dal van de Mirna kwamen we gemakkelijk aan de kust. Het laatste stuk was onverhard en met moeite te vinden, slechts een pad met een bord: verboden voor alle verkeer. De grond was ook hier kalkhoudend en verblindend wit, de zon onbarmhartig in z'n zenit en geen boom meer in dit kale, onbewoonde dal, je voelde de reflektie van de weg je kuiten verbranden en net hier een lekke band; notabene de enige ATB van het gezelschap.

Twee dagen koelden we af in zee op een beboste camping van gigantische afmeting, nog uit toeristische hoogtijdagen en nu - midden in het hoogseizoen - duidelijk onderbezet. 's Nachts werden we plotseling wakker. Luid geknal, als een mitrailleur.
"Toch problemen hier?" schoot het slaperig door me heen, "ze vechten toch alleen in de Bihac enclave?"
Onrustig bleef ik luisteren tot het tot me doordrong dat dit vuurwerk was, maar dan van het feestelijke soort!

ISTRIË

"Ik wil niet dezelfde weg terug", riep Idhuna.
"Maar langs de kust is mij veel te druk", zei ik; bij ons bezoek aan het havenstadje Novigrad om een verjaardag te vieren, hadden we in een onafgebroken stroom auto's gefietst. Op de kaart wees Henny: "De enige andere optie is Istrië dwars oversteken met een pas van ruim 1000 m hoog vlak voor Rijeka"; en daar viel niemand flauw van.

Aan de voet van de Ucka sloegen we ons kamp bij
een vriendelijke boerin.


Het werd een schitterende rit door heuvelachtig land met oude, karakteristieke dorpen, die ons nu echt in de Balkan deden voelen. Het binnenland van Kroatië is duidelijk minder welvarend dan Slovenië; onderkomen huizen, wegroestende wegwijzers en plaatsnaamborden, smalle weggetjes met weinig verkeer. Vriendelijke vrouwtjes met hoofddoeken wuifden vaak naar ons. Aan het einde van de middag reden we Paz binnen, idyllisch op een bergzadel gelegen, waar luide Balkanmuziek door het slaperige dorpje klonk. Een wakkere bewoner wees ons de dringend gezochte kraan en terwijl we langdurig bidons en flessen vulden, mopperde Fernando over de afschuwelijke muziek; liever had hij rep gehoord. We donderden daarna een diep dal in en zagen dat we dat allemaal weer omhoog moesten en meer; de Ucka pas torende hoog voor ons tussen Paz en de zee in. Wijselijk bewaarden we dat voor de volgende ochtend.
Steil was hij wel, heel steil, maar ook heel rustig, want al het verkeer ging door de Ucka tunnel. Boven waren we voor het echt heet werd, maar de koele bron vlak voor de top was even zo goed een vorstelijke aanvulling voor het vergoten zweet. Op de top lag een gesloten, vervallen hotel en een museum; 'n lazaret uit de partizanentijd in de tweede wereldoorlog. Dat hier toen ze wreed gevochten werd, kon je je in dit vredige landschap niet voorstellen, maar de nieuwe harde werkelijkheid ligt maar weinig verderop!