Slovenië en een stukje Kroatië (6).


BEREN

In het eerste dorpje, weer terug in Slovenië, deed ik inkopen in een winkeltje. Het wachtende deel van de familie werd gelijk gekontroleerd; ze stonden vlakbij een nu afgesloten weg naar Kroatië. Langdurig bladerde de grenswachter in de paspoorten.
"Jullie doen het nog grondiger dan aan de grens", spotte Henny, die zich blijkbaar wat verdacht gemaakt had door het weggetje in te rijden op zoek naar een mooie foto. Voor de grens hadden we ook al aantrekkelijke, rustige zijwegen, die met kontroleposten afgesloten waren, moeten laten liggen en noodgedwongen de grenspost op de hoofdweg genomen.
"Hier dichtbij" vertelde een studente uit Ljubljana, die vakantiewerk deed in een bifet, waar we weer eens liters koud mineraalwater naar binnen goten, "zijn vluchtelingenkampen voor Bosniërs".
De strijd om de herverdeling van 't vroegere Joegoslavië was toch vaak tastbaar aanwezig.....
Tussen hoogoprijzende naaldbomen, die prachtig bloeiden, stonden we bij een tweesprong van stenige wegen, die geen conclusie toelieten omtrent de doorgaande weg. Bordjes gaven alleen wandelpaden aan. Aan een boom hing een groot bord met veel tekst; terwijl Henny terugfietste naar de Gostilna om de weg te vragen, ontcijferden wij met ons woordenboek: "Leefgebied voor beren".
"Spannend" oordeelde Fernando weer. Langzaam daalden we over de hobbelige helling, toen twee grote roodbruine herten in vliegende vaart onze weg kruisten en diep het dal in schoten, misschien opgeschrikt door de beer?
We hadden onze route weer door de bergen genomen en genoten van de schoonheid, nergens in Europa troffen we zo'n grote variëteit aan landschappen. Bij Skrilje stonden we weer boven aan een klim en keken uit over een keteldal waar Ljubljana in lag.


KAMNISCHE ALPEN

Het dal ging nog zo'n 20 km. verder, totdat de Kamnische Alpen als een massieve muur voor ons oprezen. Aan de voet ervan lag Kamnik, een gaaf middeleeuws stadje.
"Leuk", oordeelden de kinderen en likten vergenoegd aan 4 bolletjes ijs. Op het plein speelde gezellig een muziekkapel, Oostenrijksachtige muziek met Sloveense woorden. Onze repper kon dit wèl bekoren:
"Laten we nog een dagje blijven".

Kamnik: Eén van de weinig verregende momenten op deze reis.


Ook de paardrijdster knikte, want er was een manege in de buurt. Doorslag gaven de vele wandelmogelijkheden. Deze keer lieten we het klimmen aan de kabelbaan over, die ons op de 1600 m hoge Velika Planina bracht, op alpenweides met dorpjes van zilvergrijze houten zomerboerderijen en volop loslopende, aaibare, klingelende koeien. Vanaf deze hoogte konden de dalen en passen zien, die we nog moesten befietsen om weer in Oostenrijk te komen.
"Jullie gaan toch zeker naar de Logarska Dolina", zei de vrouw toen ze ons een fles eigengemaakte limonadesiroop bracht, "dat is het mooiste plekje van Slovenië".
We stonden in haar tuin aan een riviertje in het in onze ogen tot nu toe mooiste dal, het Soça dal. Nog mooier dan hier, dat kan haast niet, dachten we. Solçava, een dromerig vakantieplaatsje, in de sfeer van begin deze eeuw, lag aan het eind van het Soça dal, omringd door hoog oprijzende bergen.
Links ging de weg het Logarski Dolina dal in, wij vervolgden onze tocht en begonnen aan onze laatste pas, steil en stenig steeg hij gelijk achter het plaatsje langs een helder beekje, langs dichte bossen en groene weiden met kleine boerderijtjes, nog volop in bedrijf.
Dit maal geen verlangen naar de top, want de daling die er onherroepelijk op zou volgen, voerde alleen maar weg uit dit paradijs.