Slovenië en een stukje Kroatië (4).
Droog wel, maar geen direkt bosbrandgevaar, toch stuurde de politie ons daarom naar een ander (mooi) plekje.
BOSBRANDGEVAAR
Sneller dan de bedoeling was verlieten we deze plek laat in de middag. In een droog open veld achter wat bosjes, ver van Lipica, waar geen camping was en kamperen zelfs verboden, sloegen we onze tenten op. Voorzichtig stak ik de branders aan, de droge, hete zomer had hier al genoeg bosbranden veroorzaakt en al gauw pruttelde het eten. "Hé, spannend, daar komt een politieauto aan", riep Fernando opgewonden. Er stapten twee jonge agentjes uit. "Potni list", paspoort, begrepen we en even schrokken we want aan de grens hadden ze vreemd genoeg geen instempel gezet. "Nog een auto" riep Fernando en daar stapten drie agenten uit. Tjeetje, waar zouden ze ons van verdenken om met zoveel mankracht uit te rukken?
"Dit is privé terrein en de eigenaar is bang voor brand" zei één van de vijf die gelukkig Engels sprak.
"Sorry, het is niet omheind en daarom konden we dat niet zien, normaal vragen wij altijd wel", legde Henny uit. Maar we moesten weg, echter niet zonder dat ze ons een nieuwe plek gewezen hadden bij de grotten van Viletrica enkele km. verderop.
Ons eten mochten we ook nog eerst opeten, dat er daarna geen brandgevaar meer was, drong niet tot ze door.
De Slovenen vonden dat de Kroaten een "fraai" gezelschap waren.
Dat kamperen bij grotten een normale zaak was, zagen we de volgende ochtend bij Skocjan, waar net ontwakende inzitters uit hun busje kropen.
Wij zetten onze fietsen goed afgesloten in het zicht van de balie en begonnen aan een heerlijke koele onderaardse wandeling van ruim 1½ uur. De stalactieten en stalacmieten, die in het Sloveens, Engels en Duits verklaard werden, zijn niet de opzienbarendste van Europa, maar de tocht over bruggetjes langs een diep ravijn in een reusachtige grot met heel diep beneden de onderaardse rivier Reka, was dat wel.
Deze grot moet Dante tot "de hel" in zijn gedicht "la Divina Comedia" geïnspireerd hebben.
FRAAI GEZELSCHAP
"Moet dat nou voor zo'n stom kerkje" mopperden de kinderen bij een drink- en perzikpauze, uitgeblust door de hitte en de klim die we ervoor moesten maken. In Hrastovlje lag het ook nog hoog boven het dorp op een heuvel en leek van verre net een moskee door de vierkante ommuring waarbinnen het kerkje verscholen lag. Een oud, gebogen vrouwtje was net aan het sluiten, maar vriendelijk opende ze weer. "Waar komen jullie vandaan" begrepen we.
"Nizozémsko" antwoordde Henny, waarop ze een cassetterecorder aanzette en 'n duidelijke Nederlandse beschrijving van de unieke en zeer gave fresco's weerklonk. Terecht op de Unesco lijst. Geboeid keken en luisterden we en de kinderen beklaagden zich na afloop niet meer over de omweg.
Hier in de laagvlakte begon de zon te branden, tijd voor zonnebrandcreme.
In het dal mochten we de tent opslaan bij een wijngaard. De twee jongsten togen naar de boer om water te halen en kwamen glunderend met ook nog een grote zak perziken terug.
"Maar eerst moest ik drinken uit een glazen fles", giechelde Hiranti, "ze zeiden dat dat lekker was, maar het brandde in mijn mond!"
's Avonds maakten Henny en ik een avondwandeling door het oude dorpje, in een vergeefse poging 'n cafeetje met koud drinken te vinden. Maar ook hier zijn de dorpen al aardig ontvolkt, er woonden slechts oudere mensen. Op een bank voor hun huis zaten enkelen van de avond te genieten.
"Dóber vecér" groetten ze en probeerden een praatje aan te knopen, in Sloveens, Russisch en Italiaans.
"Kunnen we door de bergen doorsteken om niet naar de hoofdweg terug te moeten", maakten we
moeizaam duidelijk.
"Nè, nè,", schudden ze en dan nieuwsgierig, "Waar willen jullie dan heen?"
"Kroatië."
"Nou, dan begeef je je wel in fraai gezelschap", klonk het spottend ....