Met 8 jaar op de Alpen fietsen (4).
Italië: Lago Maggiore, een drukke weg, maar erg mooi en douane-beambten die toen nog schwärmden van "bambini".
A
lleen voor het idee fietsten we tot even in Italië - het achtste land, het land van de ijsjes! Maar leuk was anders. Druk, toeristisch, heet en een waanzinnig verkeer. De kinderen werden nerveus van de toeterend inhalers. "Ik schiet alle auto's dood" riep de jongste in haar mandje "pief paf". Bij een scherpe bocht lag een auto op zijn kant. "Dat heb ik niet gedaan", riep ze ongerust.
Gondels en kabelbanen.
Na een dag van twee klimmen, beide zo'n 600 meter, door het schitterende Canobiadal, vonden we kampeerplek op een kinderspeelterrein naast een donderende waterval. Dacht u dat ze uitgevloerd in de tent kropen? Gelijk begonnen ze achtjes te fietsen over de paadjes en dol enthousiast te wippen, schommelen en glijden.
"Nog iets bijzonders morgen" vroegen ze bij het avondeten. "Ja" zei ik, "de Simplonpas, nog 1200 meter klimmen". "Nee, dat bedoel ik niet, gondels, kabelbanen of zoiets". Bergen opfietsen was al te gewoon! Welnu, na de Simplon, die ze met hetzelfde gemak opfietsten, opgedeeld in koffie-met-koek-pauzes, chocoladestops, koeien aaien enzovoort, kregen ze hun gondels en kabelbanen. We hielden even "vakantie", kleine stukjes fietsen en zijtripjes naar de sneeuw.
Zwitserland: De Simplonpas, eindelijk boven de 2000 m.
Maar Zwitserland is maar klein, je hebt zo weer een pas. Na een moeizame rit met ijskoude tegenwind het Wallisdal in, stonden we voor de Grimsel. Nu konden we de hele klim, die langs een steile rotswand omhoog zigzagde, overzien. "Als ze nou maar niet schrikken", dacht ik. We stopten voor een foto. "Moeten we daar tegenop?" vroegen ze. "Hoi, hoi, maar daar stap ik niet voor af!" En het enthousiasme bleef. Bij elke bocht stoppen om te genieten: "Kijk daar kwamen we vandaan." "Daar moeten we omhoog en dan nog een slinger en nog een..."
Zwitserland: Soms was er op een pas nog een stukje rustige oude pasweg.
De beroemde lokale chocola konden ze na twee bochten al niet meer zien, energie genoeg hadden ze om helemaal omhoog te fietsen. Een ijskoude wind en een hagelbui sloeg ons op de pashoogte recht in het gezicht. De schitterende uitzichten, waar je je na de moeite altijd mee beloond voelt, hulden zich zwijgend in grijze nevel. De jassen hadden we al aan, dus nog wat meer kleren uit de fietstas gehaald en eronder bij aangetrokken. Maar handschoenen hadden we niet. Met piepende remmen begonnen we af te dalen en stonden even later tien minuten lang voor een rood stoplicht te klappertanden. De weg werd verbeterd, maar was nu nog in een opgebroken fase. Nog meer remmen dus.
"Gaat het jongens", riepen we geregeld bezorgd, bang dat hun handjes, verkleumd, geen kracht meer hadden de remmen aan te trekken. "Jjjja", klonk het telkens bibberend. Waarom zijn overal in Zwitserland zoveel Gaststätte en net hier niet? Pas duizend meter en vele bochten later tuimelden we volledig verkleumd -de mandzitter zag helemaal blauw- ergens binnen. De kinderen klagen? Nee, alleen nog nooit heeft hen patat zo goed gesmaakt!