Als kind in de mand door een tropisch land (4).


Sri Lanka

Zoals we gekomen waren, verlieten we Zuid-India weer na 6 weken -per vliegtuig- de bootverbinding tussen Sri Lanka en India, die van november t/m januari stil ligt wegens de moessonregens, was nog steeds niet hervat. We liepen het vliegtuigtrapje op en zagen de fietsen buiten tegen de bagagelorrie staan. "Niet de fietsen vergeten hoor", riep Idhuna en de man lachte en knikte begrijpend. Even later gleed India onder ons weg, met spijt zagen we het prachtige landschap, de rijstvelden en daaruit oprijzend de gebeeldhouwde gopurams van de vele, vele tempels.
"Jammer van de mooie Nandi's", zei Idhuna, "maar ik wil best Boeddha weer zien, die heb ik al zo lang niet meer gezien". Ze kreeg al de goede wereldreizigers-instelling!
Door de bergen fietsten we, op en af, heel steil op dit achterafweggetje. In de dalen lagen de natte rijstvel-den, de bergen waren bedekt met palmen, banane- en papajabomen, donkere broodvrucht en mangobomen, tussendoor woekerden peperplanten en kruidnagels bloeiden met tere witte bloemetjes. Glanzend wit torende ons doel erboven uit: de Boeddhistische tempel, een drieëenheid van dagobar (pagode), tempel en klooster.

Zuid-India: Irrigatie met mankracht en hevelwerking, geeft wel werk maar weinig opbrengst.

Drie monniken, kaalgeschoren en in de saffraankleurige doek gehuld, woonden er. Ze begonnen met Idhuna te stoeien, die speels een bij zijn gewaad greep, dat losschoot en afgleed. Vasthoudend haastte hij zich naar binnen, de anderen lachten. Ananda kwam terug met de sleutel en toonde ons de tempel. Boeddha keek sereen en rustig op ons neer, de meest vreedzame godsdienst ter wereld in onze ogen. In het klooster bleven we praten. Ananda is kunstschilder en toonde ons zijn traditionele schilderingen over het leven van Boeddha. "Mooi", riep Idhuna telkens en gaf Ananda een tekening uit haar eigen tekenschriftje: olifanten,ossekarren en beertjes op de fiets.

Witte mensen

"Waar sta je zo naar te kijken" vroeg ik. "Ik kijk naar die witte mensen" zei ze. In Anuradhapura, de ruïnes van een oude hoofdstad, kwamen we meer toeristen tegen, Sri Lanka trekt er duidelijk meer dan India. Gehaast dromden ze uit airconditioned touringcars, verdwaasd kijkend door de plotselinge hitte en zetten zwetend de camera aan het oog om weer snel de bus in te gaan, opgezweept door een reisleider, die die dag nog Dambulla, Sigiriya en Polonaruwa af moet.
Wij zijn na een dag fietsen pas in Dambulla, een hoog op een berg gelegen grote, grottempel met binnen prachtige muurschilderingen. Terwijl we de rotstrappen opklommen -een totaal in de knoop gegroeide jonge bedelaar paste op onze fietsen- sprongen de apen om ons heen. "Wat een lieve aapjes", riep Idhuna en wil hen uit een zakje pinda's voeren, maar voor ze het zakje open had, was het haar al uit de handen gegrist. "Rot aap", huilde ze en een passerende monnik gaf haar een nieuw zakje. Omzichtig maakte ze het open terwijl Henny de opdringerige apen met de fietspomp op een afstand hield, en ... stak de nootjes zelf in haar mond. "Nu ben ik een aapje", riep ze kauwend.

Cycloon

Een hele dag al reden wij langs de kust zonder echter de zee te zien, slechts kale erven met hutjes, hutjes overal. Palmbomen afgeknapt als lucifers, wat was hier gebeurd? Een cycloon, vertelde een medefietser, had maanden geleden deze streek verwoest. Hij wees ons een resthouse dat aan zee lag. De slanke vissersboten, boomstammen met zijliggers slechts, werden net met alle macht binnen gehaald en met behulp van de branding op het strand getrokken. Een rij fietsers stond klaar; een kistje achterop om de vis, vers van zee het binnenland in te brengen: "malu - malu", riep Idhuna, want dat kende ze al. De vissers lachten.