Zuid-Oost Azië 1968 (2).

Het begon in Singapore, waar onze familie de fietsen naar toe had gestuurd. Uitpakken op Sinterklaasdag.

T
oen in Singapore stapten we ook nog onwennig op de Nederlandse fietsen tussen de rickshaws. Het prikkelen van het zweet in de ogen, vergoten onder een splinternieuwe tropenhelm, tussen tropische palmen en rubberplantages en de hemelse lafenis van een glas ijsthee aan een tafeltje in een Chinees cafeetje, beelden van het nieuwe, dat dagelijkse kost werd. Bagagedragers op het stuur uitgeprobeerd gezien van de Maleisiërs, bij een tentennaaier andere fietstassen laten naaien, de fietsenmaker de wielen laten natrekken, een trapper los, allemaal kinderziektes.
In de nette Chinese hotelletjes kreeg je handdoeken, klein en dun, ideaal voor lichtgewicht fietsers. De eerste textielwinkel ingeschoten voor een stelletje lieflijk gebloemde handdoekjes, de grote badstof-handdoeken -groeten uit Staphorst- in het hotelletje laten hangen, weer gewicht bespaard. Ja, we reisden zonder enige voorbereiding en materiaal steeds aanpassend aan wat een land bood en wat je te binnenschoot. De donzen slaapzakken naar huis gestuurd -veel te warm in de tropen- veel bagage bleef niet over: elk twee reserve banden (binnen + buiten), een foto- en filmtoestel en films, een paar kleren, toilettas, beker en bestek, nog een paar schoenen, een lakenslaapzak en muggennet.
Ongetraind, ook in Australië, waar we een jaar gewoond en gewerkt hadden, nauwelijks een fiets aangeraakt. Wel waren we in Australië aan de tropische warmte gewend geraakt, anders hadden we niet zo onvoorbereid kunnen peddelen. Maleisië was ook een ideaal land om in te beginnen: goede wegen, zelfs secundaire, nette Chinese hotelletjes voor weinig geld, zelfs jeugdherbergen, veel eethuisjes, genoeg te drinken (thee, flesjes), af en toe een heerlijk palmenstrand om uit te rusten en te zwemmen.
Kortom de eerste 1.000 km was een paradijs.
Het eerste wat we in Thailand deden was 'n boekje kopen: Thais-Engels. De weg- wijzers -in Thais schrift- waren abacadabra voor ons en als je de weg wilde weten, was het zaak plaatsnamen te ontcijferen.

Maleisië: Hoewel overwegend moslim, zijn er ook veel Indiërs en Chinezen en daardoor veel kleurige tempels.

Dus 's middags fris gewassen in 'n hotelletje Thais leren. Onderweg oefenen: "Keng sjuet" -soep- bestelden we. En wat kregen we: suiker. Mis. Verkeerde toonhoogte, want dat leer je niet uit een boekje.
Tot we op een dag geen hotelletje konden vinden. Politiebureau opgezocht. Naast het bureau stond een kooi, of we daar in mochten slapen. Dat mocht niet. De plaatselijke onderwijzer ontfermde zich toen over ons en we sliepen authentiek Thais in een houten huisje op palen op een houten vloer. In 't plaatselijke café bij 'n avondlijk kopje thee leerde de onderwijzer ons het ABC, als schoolkinderen dreunden we hem na. Af en toe zagen we om de deur een paar glinsterende kinderoogjes, school-kindertjes, die de grootste pret hadden in deze vreemde leerlingen. "Hebben jullie wel wapens bij je?" vroeg hij "Er zitten hier nog veel tijgers in de jungle, maar ach, die komen niet zo vaak bij de weg".
Onze weg vervolgend, een weg die allengs smaller werd en onverhard, geen bewoning meer, maar door puur oerwoud, werden we toch wat onrustig. Onwillekeurig keek je schichtig op als er iets kraakte in het bos. We waren blij als er eens een auto langs kwam, waar een lachende Thaier zover uithing dat we ons afvroegen hoe hij stuur kon houden. Nee, toch geen tijgers gezien. 't Oerwoud was onverstoord, als 'n groene muur doorvlochten met lange lianen, versierd met bloeiende bloemen, langs onze zij gebleven; slechts wat geheimzinnige kreten klonken er uit op. Alleen op je fiets temidden van een overweldigende grootse natuur, niet nagestaard door nieuwsgierige ogen, geen oploopjes, op zich ook wel rust gevend.