Zuid-Oost Azië in 2003 (2).
(Cambodja)

Pick-ups vol mensen met doeken voor de mond tegen de enorme stofwolken op de wegen, wij wachtten maar even tot alles weer opgetrokken was.


Cambodja nog een arm koninkrijk.

Een lange rij haveloze Cambojanen, die zelf als trekdier voor hun simpele houten karren fungeren, staan voor de grens te wachten om Thailand in te mogen. Wij willen Cambodja in, maar raken verstrikt in deze sterke tegenstroom. Wat is hier aan de hand? Is er een nieuwe Pol Pot opgestaan en de mensen massaal weer op de vlucht? Onzeker proberen we ons een weg te banen, tot een van hen ons glimlachend beduidt om naar de andere kant te gaan: Cambodja heeft rechts verkeer.
"Wat doen die mensen allemaal hier?" vragen we de douaneambtenaar, die ons visum in orde maakt. "Die gaan inkopen doen in Thailand" vertelt hij "en verkopen dat hier weer op de markten". Hij overhandigt ons paspoort en wenste een goed reis.

Poi Pet is een redelijke stad, met enkele grote gebouwen, maar de enige weg erdoor is versleten tot op de puntige stenen onderlaag. Buiten wat krullerige Chinese hotels staan er alleen maar vervallen huizen langs. Eenmaal buiten de stad voert de weg door een onafzienbare, droge vlakte naar Sisophon. De volgeladen pick-upjes, met mensen en/of goederen, werpen flinke stofwolken op. Ik volg het voorbeeld van de Khmers, die een bonte doek voor hun mond en neus binden.

Het ziet niet uit, maar de varkentjes liggen aardig ontspannen in hun korf en de jongens hebben er een jas opliggen tegen de zon.


Voor Sisophon is een wegcontrole, enkele ambtenaren zitten in de schaduw van de bomen op een stoel en trekken een plank vol rechtopstaande spijkers gauw van de weg af. Henny stopt en beduidt: daar krijgen we lekke banden van. Lachend wuiven ze ons door. We passeren de markt en verbazen ons over de troep, wat ons niet verhindert er dorstig neer te strijken voor een glas versgeperst suikerrietsap, een energiedrank puur natuur. Betalen gaat nog steeds in Baht, ze hebben hier liever Thais geld dan hun eigen riels, die we niet eens konden krijgen bij een wisselaar. Het hotel vraagt dollars, pas als we verder het land zijn ingetrokken kunnen we met de Cambodjaanse munt betalen.

Wegen bouwen en Angkor.

In de buurt van Seam Reap wordt al wat aan de weg verbeterd en worden er nieuwe duikers gelegd. Drommen wegwerkers zijn er bezig, machines zien we niet. Het Cambodjaans is een taal zonder interpunktie, alle woorden worden doorlopend aan elkaar geschreven. Aldus staat er ook een bord in goed Engels: Manatworkahead.
Het toeristisch hoogtepunt van deze reis bereiken we al na drie dagen. Een hele dag fietsen we rond door de ruïnes van Angkor, die verspreid in een parkachtig landschap met veel bomen, maar ook met gewone akkertjes en hutjes, liggen. Sommige tempels zijn gerestaureerd, andere nog overwoekerd door wortels van gigantische oerwoudbomen. Eigenlijk vinden we die nog het sfeervolst. Buiten drommen toeristen komen de Cambodjanen toch ook hun prachtige culturele erfgoed bewonderen, we zijn blij voor de mensen dat dit weer mogelijk is na de nachtmerrie van Pol Pot en de Vietnamese bezetting.

Tonle Sap is een groot, binnenlands meer, dat enorme seizoenale verschillen in afmeting kent. De drijvende dorpen drijven per seizoen dan ook met de stroom heen en weer. Om ze in zo'n knetterende toeristenboot te bezoeken, daar hebben we geen zin in, we maken een dagtrip per fiets naar het meer en over een dam. De vissers die in hun piepkleine hutjes hieraan wonen, leiden wel een heel armelijk bestaan en omdat de waterstand nu laag is wonen ze ook nog bovenop hun onbeschrijflijk vieze vuilnis.

Woonbootjes en hele drijvende dorpjes gaan met stijgen of dalen van de waterspiegel van de Tonle Sap verder landinwaarts of keren terug naar het permanente deel.