Drukke kusten, mensenlege bergen (2).
Het vliegtuig lijkt wel in zee te landen, zo dicht ligt de startbaan bij de kust. Maar waar moeten ze anders 4 vliegvelden plaatsen op Cyprus, dat slechts een derde van Nederland meet en waarvan een groot deel ook nog uit bergen bestaat?
Als we de drukte van Páfos achter ons laten en pas na de eindeloze huizenbouwprojecten om ons heen kunnen kijken, zien we noordelijk van ons de Tróodosbergen oprijzen en heel kort een glimp van de besneeuwde Olympus, met 1900 m. de hoogste top van Cyprus, maar nu in februari is het aan de kust al aangenaam.
Krijtrotsen boven de branding in een stuk nauwelijks bewoonde kuststrook.
Riten, Ruines en Romeinen
Een forse storm probeert ons tempo te temperen, wat niet hindert, we hebben twee weken tijd voor dit kleine land. De weg slingert omhoog en omlaag over steile klippen, waar de golven schuimend tegen aan slaan. Uit dit schuim moet hier Aphrodite geboren zijn in de baai van Petrá tou Rominou. Hoe lang ook geleden, er komen ook nu toeristen op af en maken jammer genoeg de mooie rustige kustweg te druk. Wat moet dat in het hoogseizoen wel niet zijn?
Tien kilometer terug zagen we haar tempel in Paleá Páfos, waar vroeger vrouwen hun vruchtbaarheidsrituelen bedreven. Pal ernaast is ooit een klein kerkje gebouwd, waar Maria haar taak na de kerstening overgenomen heeft en heel toepasselijk Onze Lieve Vrouw van de Melk heet.
Bij de rust onder een olijfboom kijken we terug op het plaatsje Pessoeira, dat spectaculair aan een berg gekleefd ligt. Het omringende landschap is nog kaal en de boerderijen maken het niet pastoraal, maar vormen eerder dissonanten, het lijkt oudijzerhandel met achteloos neergesmeten stapels verroeste golfplaten. Als we de geiten niet hoorden mekkeren, hadden we er nooit een stal achter gezocht.
Limasol: ouderwetse pensions waren er soms nog wel, maar zelfs deze zijn niet goedkoop meer.
Bij Kourio gaan we weer terug naar de romeinse tijd. Toen was het de grootste stad van Cyprus, wat de afmetingen van de ruines nog duidelijk laten zien. Om deze belangrijke opgravingen te beschermen, zijn er enorme daken overheen gebouwd, met loopbruggetjes om alles te bekijken, wat de sfeer echter volledig bederft. Bij het oude kasteel van Limasol genieten we van onze eerste, typisch Cypriotische meze, die bestaat uit 20 gerechten, waar de ober ook twintig keer voor moet lopen, omdat alles na elkaar opgediend wordt.
Na twee dagen fietsen zijn we al in Larnaka, bijna al aan de andere kant van het eiland. De drukke kustweg hebben we deels verruild voor een weg door heuvels meer landinwaarts, die kaal en stenig zijn en weinig groen voor de natste tijd van het jaar. Verbaasd zien we dat ook hier dorpen al in de greep van projectontwikkelaars zijn, bezig met het bouwen van clusters villa's. Dat wordt hier straks een paradijs voor gerontologen als al die Britse gepensioneerden hier van het zonnige- en belastingsklimaat komen genieten!
Net als in Limasol verlaten we Larnaca langs eindeloze rijen hotels, maar wel over een fietspad. Terwijl hier niemand fietst, op enkele Indiers na, die hier en masse in de horeca werken. De oude Turkse moskee in het centrum, verlaten door de Turks-cyprioten, is nu het domein van deze nieuwe gastarbeiders.
Turks deel: veel dorpen waren ouderwets Turks met verlaten huizen waar eens de Grieken woonden.
De kale groene grens en het Turkse "bezette" deel.
Nadat we onder een boom een enorme kaasflap genuttigd hebben - je zou denken dat ze speciaal voor hongerige fietsers gemaakt zijn -, bereiken we de "green line" een nogal vreemde benaming voor het Cypriotische pendant van het ijzeren gordijn. Kilometers lang fietsen we langs het prikkeldraad, met af en toe een verlaten wachttoren. Groen is het niet, maar desolaat, de dorpen die we zien liggen zijn allemaal verlaten. Akhna staat op de kaart, maar is een spookstad en bij een grote rotonde waar Lefkosa op de wegwijzer staat is de weg afgesloten. Het is naargeestig fietsen en we vragen ons af waar de grensovergang is, het toeristenbureau had nors een kruisje op de kaart bij Akhna gezet. We zien een post van de V.N. en vragen een paar blauwhelmen zonder helm en druk bezig met de watertoren. Ze spreken alleen Slowaaks en weten van niets. Wanneer ons verderop een auto van de douane passeert, houden we deze aan. "Nog 10 minuten" zegt de jonge ambtenares. Bijna een uur later zien we haar op een stoel bij de grenspost. "Sorry" roept ze "dat bedoelde ik met de auto". Ze zwaaien ons door en een Turkse collega geeft ons een visumpapiertje. Even later rijden we al door grote flatwijken de ommuurde binnenstad van Famagusta binnen en herkennen de markante ruine van een grote basiliek. 33 Jaar geleden, op onze tweede wereldreis, waren we hier ook, maar toen was Cyprus nog ongedeeld...