China van zuid naar noord (2).

naar een modderig stenig pad bij de rivier.


"Is fietsen tegenwoordig nog wel zo gezond?" vragen we ons af. Over een achtbaansweg raast onophoudelijk stoffig en stinkend verkeer en langs de weg komt geen einde aan de fabrieken en flats. De zon komt niet door de smognevel heen en het mondmasker wordt zwart van het roet. En dat is niet alleen nu in China zo, maar steeds vaker moeten we op fietsreizen ons eerst door dergelijke drukte heen worstelen.
We zijn net vanuit het wat rustigere en kleinere Macao samen met duizenden Chinezen nog te voet de enorme grenspost overgegaan, met moderne computercontrole werd die volksmassa echter snel afgehandeld. Het Lentefeest, hun eigenlijke nieuwjaar, staat voor de deur en iedereen is op weg naar familie om het te vieren. De bussen, auto's en brommers zijn allemaal hoog opgetast met bagage en geschenken en uiteraard overvol met passagiers, de brommers minimaal drie! Er is gelukkig een brede, gescheiden fietsstrook, zodat het gevaar alleen nog te duchten valt van openstaande rioolputten, gaten, troep en onverwachte tegenliggers. De weinige fietsers slingeren langzaam voor ons en moeten we constant inhalen. Twee dagen, van de ene miljoenenstad ongemerkt overgaand in de volgende, kost ons de Parelrivierdelta, misschien wel 's werelds dichts bevolkte gebied. En van al die miljoenen mensen, ontmoetten we er twee die wat Engels spraken.

Kolossale hotels, grote bedden, gigantische tafels.

Bizar, een fietsvakantie en dan slapen in een hotel op de 19e verdieping, met een duizelingwekkend uitzicht . We hebben nu een eenpersoonskamer genomen, want tweepersoons bestaat overal uit twee dubbelbedden, waarvan we dan slechts een gebruiken. Maar 's nachts gaat plotseling de telefoon en meldt zich met een zwoele vrouwenstem waarschijnlijk een hoertje, dat klandizie zoekt.

Prachtig gedecoreerde schotels, maar gelukkig zijn we vegetariër, zo voorkomen we allerlei bizarre soorten dieren op ons bord.


Het aantal eetgelegenheden onderweg valt ons eigenlijk tegen, minder vaak dan onze fietshonger vraagt kunnen we ergens eten. Ook in Feng Kai zoeken we vergeefs, zien dan toch aan de uitvalsweg een klein eethuisje. Er is alleen een jong meisje, ze kan al wel lezen en ik wijs in mijn boekje op de tekens voor noodlesoep. "Nee" schudt ze en wijst op het karakter voor groente en houdt haar hand op een van de twee karakters voor noodlesoep. Dus of groentesoep of noodles met groente. Dan brengt ze een waskom vol met gekookte mie en enkele slierten kool ertussen. Wanneer de moeder terug komt, kijkt ze misprijzend in onze kom. "Wat heb je nou dan gemaakt?" lijkt ze te zeggen, maar omdat wij het al hongerig half verslonden hebben, laat ze het erbij. Gelukkig is het 's avonds genieten, na vaak wat zoeken en wijzen in boekje en op de voorraden, worden ons heerlijke gerechten voorgezet. Voldaan tonen we het zinnetje "de kok heeft heerlijk gekookt", wat altijd een stralende lach uitlokt.
De gevonden restaurants variëren van kleine eethuisjes tot sjieke, waar we meestal in een kamertje apart gedirigeerd worden om aan een tafel, groot genoeg voor een meergeneratiesfamilie, in ons eentje te dineren, met ontelbare stafleden om ons heen, voor de thee, de bediening, de rekening en het openen van de deur. Hoe duurder het restaurant, hoe kleiner het kommetje met rijst, het is armoedig om veel rijst te eten!