Rondreis door socialistisch Polen (1).

  Binnen in de winkel is niet veel keuze, maar goedkoop en voldoende.


PASTORAAL

Hoge bomen omzoomden de rustige, landelijke weg; kilometers lange lanen door pastoraal landschap. Voor ons hobbelde een paardekar. Ooievaars stapten statig in de velden, roofvogels wiekten in de lucht. In de verte riep de koekoek, 'n wielewaal zong diedeljo en bij een meertje hoorden we de karekiet-kiet-kiet. Het ijzeren gordijn was dan wel net gevallen, een stap terug in de tijd was het nog wél. Door een dicht bos, nog in de buurt van de voormalige Oostduitse grens, kwamen we langs een Russisch legerkamp. De wacht groet vriendelijk, en een peleton marcherende soldaten zwaait enthousiast naar de kinderen. Zo krijgen ze even een genuanceerde kijk op politiek.
GRAUWE OOSTBLOK ECONOMIE

Sulecin was ons eerste Poolse stadje. Over hobbelkeien, waar de meeste dorpen en stadjes mee geplaveid bleken, reden we binnen. De eerste winkel die ik zag, had een verveloos raam met een stoffige ruit met een verbleekte foto erachter en erop geschilderd Fryzjer, aha: een kapper, dat was te begrijpen. Op een "kontor wymiamy" wisselden we 200 Duitse mark en kregen een miljoen zloty's. Dat leek veel, maar was het ook: hier het maandsalaris van een arbeider. Een week later hadden wij, een gezin van 6 personen, dit bedrag nog niet op, terwijl we normaal in de vakantie aan honderd gulden per dag net genoeg hebben. Het centrum was een blok grauwe gebouwen. Kawiarnia, een café. Verschoten gordijnen voor vuilgrijze ramen, de deur potdicht, een bordje: om 11 uur open. Geen koffie dus, het was nog vroeg in de ochtend. Ernaast een getralied raam met de letters Spozywchy, levensmiddelen. Binnen een toonbank, erachter rijen grauwe zakjes, uniforme potten en blikken.

  Marktleven begon te bloeien langs de wegkanten en achterop de kofferbak van de auto's.


We ontdekten al snel dat op straat meer te koop was dan in de staatswinkels. Soms trof je ook al privé-winkels, zelfs pieczywo's (gebakswinkels) aan. De kinderen hadden natuurlijk al snel in de gaten dat "lody" ijs was. Tekort komen hoeft dus niet in Polen, al is het aanbod minder gevarieerd en luxe dan wij ge(=ver)wend zijn. Een alternatief voor vlees is er alleen niet; wel kaas, maar eieren waren, hoewel overal scharrelende kippen, eenden en ganzen lopen, sporadisch te koop. Kortom, er was veel te koop, maar waar, wanneer en wat, is de verrassing! Dat wisten de Polen ook maar al te goed, ze gaan nooit zonder een lege boodschappentas op stap...je weet maar nooit!
PITBULLMUGGEN

"Prosze, ustawic namiot" (mag ik de tent opzetten) vroegen we aan boeren, maar vaker stonden we zo bij een riviertje, in een bos of aan een meertje (met pitbullmuggen, volgens onze zoon). Dat mag blijkbaar, want ook de Polen zelf kamperen veel vrij. Na één nacht op een Poolse camping hadden we er meteen genoeg van: veel lawaai, vooral 's nachts dronkemansgezang en omheinde stukken met tenten-kampen van fabriekspersoneel, dit alles compleet met bemande wachthuisjes en slagbomen.
Een heerlijk fietsland, gemakkelijk fietsen ook, goede wegen, ook de secundaire. Hoe minder verkeer, hoe beter het wegdek soms!

  Een leuk gezicht al die gakkerende ganzen overal, maar goed dat ze hun lot niet kennen.


Onze kaarten waren voldoende, alle verharde wegen stonden erop, maar er waren meer mogelijkheden, die meestal wel onverhard waren. De bewegwijzering was voldoende, maar niet alle dorpjes stonden op de kaart en dan moesten we vragen. Prosto (rechtdoor), lewa (links) en prawowy (rechts) leerden we snel. Onze jongste is tien jaar en weinig getraind, maar we haalden gemakkelijk 100 kilometer per dag. Het land is erg agrarisch, soms reden we door eindeloze graanvelden van de sovchoses, de collectieve boerderijen die als grauwe schuren buiten het dorp lagen met de al even grauwe flats voor z'n werknemers en buitengewoon rommelige schuurtjes voor het eigen varkentje erachter. Een grote schoorsteen van de ook al collectieve verwarming, met als enige thermostaat het raam open zetten, completeerde het fabrieksaanzicht. Andere streken hadden kleine eigen boerderijtjes met groenten en bloemen voor het huis en kleine akkers, vaak bewerkt met echte P.K.'s. Oost Polen is het meest schilderachtig, met kleine, kleurige, houten huisjes in eindeloze lintbebouwing, soms een kerkje met een uivormige toren ertussen, maar altijd een gemeenschapshuis. Op de banken voor de huisjes vaak vrouwen met kleurige hoofddoeken. Dit was ook het vriendelijkste en meest gastvrije deel van Polen.